Het mag dan klinken als een onderdeel van een complottheorie, het is te lezen in serieuze kranten, die het optekenen uit monden van serieuze experts. We zitten er middenin. Bepaalde landen, met name dat ene, misschien dat andere ook, verzamelen met het oog op toekomstige sabotage informatie over onze nutsbedrijven, waaronder de waterleiding. Het komt dichterbij. Het pittoreske pompstation ‘Groenekan’ zou zomaar doelwit kunnen worden van een cyberaanval. Het bevindt zich hier om de hoek aan de Ruigenhoeksedijk (of is dat al te veel info?) en zorgt in de hele stad Utrecht dat er water uit de kraan komt. Stel dat een kwaadaardige hacker daar vat op krijgt en de boel platlegt. Je moet er niet aan denken.
Doe ik wel. Zoals de overheid al jaren propageert denk ik vooruit. Dat ligt overigens meer aan mij dan aan die overheid. Ik denk niet alleen, ik doe ook iets, wat tot resultaat heeft dat er een aanzienlijke hoeveelheid flessenwater in de schuur ligt.
Ik drink nu eenmaal veel. Het mag inmiddels bekend zijn dat ik lithium gebruik, het tegenovergestelde van een dorstlesser. Door jarenlang die pillen te slikken staat de werking van mijn nieren enigszins onder druk. Ter controle vroeg de internist me een dag lang urine te sparen: ’s ochtends beginnen ná de eerste plas en de dag erna eindigen mét de eerste. Bij het lab bleek er ongeveer zes liter in de ingeleverde bokalen te zitten. Met mijn noodvoorraad in de schuur zou ik drie dagen vooruit kunnen. Dan heb ik het zweten niet meegeteld, en warme dagen zijn nog een ander verhaal. Daar komt bij dat het hier niet om eenpersoonshuishouden gaat. Ondanks dat de anderen met veel minder toekunnen – ze drinken met z’n drieën samen nog niet wat ik in m’n eentje achteroversla – is het toch iets om rekening mee te houden. En het koken van een pannetje rijst natuurlijk. Dan kom ik uit op twee dagen, 48 uur, exact de van overheidswege geadviseerde tijd.
Maar dan ben ik er nog niet. Ik denk verder vooruit. Ik kan me voorstellen dat de andere bewoners van ons buurtje een minder vooruitziende blik hebben en zich in dit opzicht niet hebben voorbereid. Niet iedereen zal dezelfde urgentie ervaren als ik, misschien wel zo gezond. Maar moet ik dan, als de nood aan de man is, mijn water delen? Stel dat Groenekan dagen niet kan leveren en dat hulp van buiten ontoereikend blijkt, dan zit ik hier met dat water, mijn behoefte aan vocht en die van mijn naasten, en buren die om water verlegen zitten. Dan raakt het snel op en bovendien zo verdund dat niemand er echt iets aan heeft. Wat moet ik in dat geval doen?
Ik kan het uren overpeinzen, kom er niet uit. Nu al niet.