Ze zou zo terug zijn uit de keuken. Ondertussen mocht ik een tafeltje kiezen in het vrijwel lege restaurant van het woonzorgcentrum, waarvandaan ik eens in de week met een bewoner hoopte te gaan wandelen of fietsen. We hadden afgesproken om kennis te maken, de vrijwilligerscoördinator en ik. Ze kwam aanlopen met alleen voor mij een kop koffie, zette die voor me neer en nam plaats. ‘Vertel,’ begon ze vervolgens, ‘wie is Mark?’
Ik zat er net iets te filosofisch bij om daar direct en praktisch op te kunnen reageren. Er doemde een leegte op, waar ik bij uitzondering een Engelse term voor wil gebruiken: void. Denk aan sciencefiction, in de ruimte, ja, dat is waar ik aan dacht: een zwart gat. Er cirkelden entiteiten omheen waarmee ik kon proberen het op te vullen, maar die verloren in de nabijheid van het grote niets stuk voor stuk hun grip: echtgenoot, vader, blogger, wonende te Utrecht, wandelt en zwemt graag, niets beklijfde als het ging om de kwestie wie ik werkelijk was. In de aanloop naar de ontmoeting had ik verzuimd daarbij stil te staan. Wel had ik nadrukkelijk bedacht me deze keer op de vlakte te houden over mijn geschiedenis in de psychiatrie. Dat had anders nog een haakje kunnen zijn om mijn identiteit aan op te hangen.
Om tijd te winnen nam ik een slok van de koffie. Het was alvast mooi meegenomen dat die goed smaakte op deze mogelijke toekomstige werkplek. Zou bij het besluit of ik me er nuttig mocht maken meespelen of ik al dan niet wist wie ik was?
Ik wist het niet en bleef er opvallend kalm bij. Er was ook geen reden tot paniek. De cirkelende entiteiten moesten voldoende zijn om de boel te stutten, zelfs als ze niets wezenlijks over de werkelijkheid te zeggen hadden. Mochten ze ooit verdwijnen of niet meer volstaan, dan kwamen er ongetwijfeld andere voor in de plaats, en daarna weer andere, tot het moment dat mijn persoonlijke void zich voorgoed bij die ene grote zou voegen. Misschien zijn die twee nooit gescheiden geweest, dat zou ook nog kunnen. In dat geval deed het er helemaal niet toe wie ik dacht dat ik was.
Nog een slok koffie zou de stilte te ongemakkelijk hebben gemaakt. Ik wist nog steeds niet waar te beginnen en zei dat uiteindelijk maar. Ze nam het soepel van me over en vertelde iets over zichzelf en de organisatie. Ik haakte in met mijn beweegredenen om me aan te melden. Het kwam goed met het gesprek, ondanks dat er op die eerste vraag geen antwoord was gekomen. Ik zal het haar, mezelf en de wereld altijd schuldig blijven.