De weerapp voorspelde regen, geen weer voor een wandeling. Melanie boekte een rondleiding bij de brouwerij van Pilsen, een uurtje rijden vanaf het vakantiehuis. De gids sprak een Duits dat vrijwel niet te volgen was. Haar verhaal tijdens die kleine twee uur ging voor ons grotendeels verloren. Naast mijn gezin bestond de groep uit ongeveer 25 anderen, die kennelijk meer meekregen van de uitleg.
Al snel mochten we in een omgebouwde stadsbus naar wat de vulhal bleek te zijn, de plek waar ik qua spektakel het meest van verwachtte, dat viel tegen. Er werd net op dat moment geen enkele fles gewassen, gevuld of gekroonkurkt. We moesten het doen zonder rinkelend glas over lopende banden. In de bus terug naar een oud gebouw nabij de ingang overwoog ik mijn reisgenoten voor te stellen om het maar voor gezien te houden, ik zweeg daarover, wat moesten we anders met de middag. Verder dus maar.
Achter een moderne glazen pui bevond zich een hal met een lift waar de hele groep in paste. Daar begon mijn paniekaanval, nog best onverwacht. Ik kreeg het benauwd, had plotseling ernstige aandrang, wankelde, wilde het liefst weer naar beneden, naar buiten, ruimte, frisse lucht. Dat te moeten vragen aan de gids en de hele groep ophouden leek me een remedie erger dan de kwaal.
Vanuit de lift voerde een gang naar een donker filmzaaltje met halfronde banken voor een eveneens halfrond scherm. Ik positioneerde mezelf strategisch aan de buitenkant, hoewel dat weinig uitmaakte voor een eventuele vlucht, ik zat vast. Met het klamme vocht in mijn handen, toch nog steeds een uitweg overwegend, onderging ik de informatieve film, veel flitsen. Daarna, eenmaal in beweging door de naastgelegen expositie over gerst, water en hop, zakte de spanning en kon ik weer normaal ademhalen.
We aanschouwden een verzameling in onbruik geraakte koperen ketels, waar opnieuw een onverstaanbaar verhaal bij hoorde, en daalden daarna af naar de kelder. Hier bleek het spektakel zich schuil te houden. Het kleine gedeelte dat we zagen van het enorme complex aan met de hand gegraven tunnels maakte een grote indruk. In de koelte onder de gewelven werd in voorbije tijden het bier opgeslagen. Men brouwt er op traditionele wijze nog kleinschalig het originele pils. In een van de houten vaten was een tap geslagen waaruit een daartoe aangestelde brouwer voor ieder een schuimend glas vol liet lopen. Het bier, met dezelfde temperatuur als de lucht daar beneden, smaakte maar al te goed.
Het was opvallend hoe daarna, in ieder geval in mijn beleving, de stemming in de groep omsloeg van enigszins mat naar een stuk frivoler. Na kort daarop nog even te hebben stilgestaan bij de ijsopslag was het klaar en werkten we onze weg door de onvermijdelijke souvenirwinkel naar buiten. Het was droog gebleven.
Inmiddels weet ik dat het de resterende tijd in Tsjechië niet bij die ene confrontatie met paniek is gebleven. Ook vond ik dagelijks aan het eind van de middag troost bij een echo van dat ene glas.