Rolstoel

‘Heb je mijn wekker?’
‘Die heb je niet nodig, je hebt je telefoon.’
‘Ik wil geen telefoon naast mijn bed.’
‘Goed, ik pak ‘m. Nog meer?’
‘Scheerspullen.’
‘Heb ik.’
‘Leesboeken.’
‘Je leest nauwelijks op vakantie.’
‘Weet ik, maar ik moet genoeg mee, voor het geval dat, zeker nu.’
‘Ze liggen al beneden. En oordopjes voor in het vliegtuig?’
‘Op het nachtkastje. Doe maar nieuwe.’
‘Ja. Zie je het echt wel zitten om te gaan? Ik bedoel, het is zo’n gedoe zo.’
‘Zie jij het wel zitten? Waarom begin je daar nú over? De taxi staat binnen een uur voor de deur.’
‘Ja, nee, ik dacht je bent zo weinig mobiel. Heb je er dan wat aan?’
‘Schat, de vlucht en het hotel zijn geboekt, de reis is betaald. We kunnen niet meer terug, tenzij je dat geld in een put wilt storten.’
‘Weet ik, lief, het is alleen dat de situatie zo anders is nu. Kunnen we niet annuleren? We hebben een goede reden.’
‘Annuleren? En dan ook de komende weken tegen de muren op? Ik heb dit huis genoeg van binnen gezien. Voorlopig. Jij begrijpt toch ook dat ik dit niet heb gewild?’
‘Nee, weet ik, maar ik heb je wel gezegd niet op die ladder te gaan.’
‘Ja, mooi nou, jij wilde geld voor een glazenwasser uitsparen. Dat ik het zelf wel kon, was jouw idee.’
’Op een goede ladder, Jan, een goede ladder.’
‘Wat wil je dan, dat ik een nieuwe had gekocht? Voor dat geld zijn we een week langer weg.’
‘Maar schat, je bent…’
‘Hou maar op, het dondert niet, het is gebeurd, ik zit hier, jij staat daar. Heb je onderbroeken?’
‘Hoeveel wil je?’
‘Kun je daar wassen?’