Hij wordt wakker, bovenop het dekbed met het logo van de club, met de kleren aan waarin hij gisteravond thuiskwam, de capuchon over zijn hoofd. Op de kruk naast zijn bed staat een halfvol blikje energy drink waar de prik uit is. Hij drinkt het leeg. Het wachten duurt langer dan hij had gedacht. Zo moeilijk kan het toch niet zijn hem te vinden.
Uit de woonkamer beneden komen stemmen van een ochtendshow op tv. ‘Ma,’ roept hij flauwtjes, ‘mag het wat zachter?’ Jordi wil harder roepen. Hij laat het. Was zijn vader er nog, die had het een keer vriendelijk gevraagd en daarna of de afstandsbediening gepakt of de stekker eruit getrokken of, en dat werkte het beste, de schakelaar in de meterkast omgezet. Het werd sowieso ruzie. En dan, terwijl ze allebei bleven schreeuwen, verliet zijn vader het huis. Nooit zij. Jordi had graag gezien dat zij een keer vertrok. Ze bleef en de ochtendshow ging weer aan.
Jordi denkt niet dat het aan zijn vader heeft gelegen, want dan zou het ook aan hem liggen. Zelf kan hij niet weg, nog niet, misschien binnenkort.
Hij gaat op zijn rug liggen, handen achter zijn hoofd, rechterbeen over het linker. Door een kier tussen de gordijnen komt een verwaterde streep licht, die onzichtbaar traag over het plafond schuift. Hij sluit zijn ogen en ziet de rook, het gat in het veld en de gevloerde keeper. Dan probeert hij zich nog eens voor te stellen hoe dat gaat, van je bed gelicht worden. Dat kan vast ook overdag nog.