Fluiten

Een winterzwemvriendin vroeg wat ik op zou zetten. Ik had even daarvoor gezegd die middag muziek te gaan luisteren. ‘Chet Baker’, sprak ik mijn vermoeden uit. Er was instemming: ‘Wat gaat het worden, zang of trompet?’ ‘Trompet’, verwachtte ik, ‘of’, zei ik daarna snel, ‘George Michael.’ Ai. Dat waren de nieuwe luidsprekers, waar ik haar eerder over had verteld, ineens niet waard. Ik sputterde tegen dat hij best goeie dingen had gemaakt. ‘Dat kun jij vinden’, was het laatste wat ze erover te melden had.

Deze diskwalificatie indachtig draaide ik thuis eerst Listen Without Prejudice. Maar Michael begon toch al snel te vervelen. Baker daarentegen verraste me.

Aan de zoektocht naar een bepaald nummer van hem was ik nooit goed toegekomen. Ik floot het al maanden voor mezelf, of jaren eigenlijk. Ik floot al wandelend of op de fiets, steeds vaker, behalve als er veel anderen in de buurt waren. Na vrije improvisaties kwam ik altijd weer uit bij de mij zo bekende melodie. De titel was ik kwijt, geen idee op welk van zijn talloze albums het kon staan.

Na Michael koos ik lukraak voor In New York. Toegegeven, ik zat al een tijdje online te shoppen en niet meer echt te luisteren, toen het daar ineens was. Padapedapepapaaa papedepaaa. Ik geloofde mijn oren niet, zomaar in mijn schoot geworpen. Het bleek nog behoorlijk te verschillen door de verbastering die erin was geslopen; andere noten, meer noten, minder noten, ander tempo, maar onmiskenbaar wat me al zo lang vergezelt.