Geraniums

’s Ochtends zag ik een man zich laven aan een paar zonnestralen die door de ruit vielen waarachter hij zat. Ik dacht aan iemand anders op leeftijd die er genoeg aan had om alleen maar in zijn fauteuil te zitten. En ook aan nog iemand anders, ruim in de negentig, die vaak alleen maar, vanaf de elfde verdieping, naar het wuiven van de boomtoppen hoefde te kijken. ‘Ga zitten en doe je te goed aan je leven,’ stond in haar handschrift gedrukt op het bedankje na de uitvaart.

’s Avonds was de afwas al vroeg klaar. Ik wist even niet wat aan te vangen, had geen zin in boek, krant of tijdschrift. Ik kon eens doen als die man.

Gedurende het kleine uur dat ik zat kwam niemand langs op het pad voor ons huis. In het park erachter liet een vrouw haar hond uit. Er reed een scooter voorbij. Twee duiven zaten binnen mijn gezichtsveld op een tak. Getuige de plakkaten op de klinkers eronder was het hun vaste plek. Een dag eerder had ik de een boven op de ander zien klimmen. Ze hielden zich nu in op dat gebied.

De lage zon speelde met de lamp van de lantaarnpaal. Het leek of die brandde, veel feller dan normaal. Daar heb ik een foto van gemaakt. Verder niet.

Het viel niet mee om alleen maar te zitten. Het zal vast nog jaren duren eer ik dat makkelijk kan. Dit zag ik maar als voorschotje op mijn oude dag.