Eind oktober had ik ineens hartklachten. Toen het tijdens een wandeling bij Amerongen ontzettend veel moeite kostte om heuveltjes op te komen, wist ik nog niet dat dat daarmee samenhing. ’s Avonds zou ik mijn bloeddruk meten, misschien was die te laag. Dat viel mee. Het apparaat gaf ook mijn polsfrequentie weer. Die alarmeerde me wel. Ik belde de huisartsenpost, slechts voor advies, maar kon via die tussenstop meteen door naar de Eerste Hart Hulp. Vervolgens lag ik een etmaal aan de monitor. De kwaal bleek sinusbradycardie te zijn, een trage en soms onregelmatige hartslag.
Behalve bij dat heuvelop lopen had ik in de voorafgaande week gemerkt dat ik op de fiets soms nauwelijks vooruitkwam. Dan had ik het tempo van een oud mannetje. Daar is niets mis mee, integendeel, zolang het niet tegen je eigen wil is. Ik wilde wel, maar kon niet. Mijn benen wilden niet. Bij het kleinste beetje tegenwind stond ik bijna stil. Terugkijkend was dat aan mijn trage hart te wijten. Dat zou in ieder geval heel goed kunnen.
In het ziekenhuis vroeg een verpleegkundige tegen het eind van de opname of ik het aandurfde om naar huis te gaan. Ja hoor, geen probleem. Later moest ik vaststellen dat dit wat overmoedig van me was geweest. De eerste dag ging goed. Daarna sloeg de paniek toe. Meer nog dan voor het lichaam is het ingrijpend voor de geest als zo’n vitaal orgaan, misschien het meest vitale, niet meer normaal functioneert. Ieder hobbeltje in mijn borst greep me naar de keel. Van die lage hartslag heb ik in de afgelopen maand eigenlijk maar enkele dagen last gehad, hooguit vier. Daar stond tegenover dat ik eerst maar kleine stukjes de deur uit durfde, bang dat ik om zou vallen. Na tien minuten lopen vond ik het wel genoeg en keerde ik terug.
Er begon een periode van revalidatie (op eigen houtje), die er vooral uit bestond om weer vertrouwen te krijgen. Ik ben niet zo’n fan van wilskracht, althans niet van verhalen daarover. Toch kan ik zeggen dat juist die de afgelopen weken z’n werk heeft gedaan. Ik wandel alweer meer dan twee uur. Zwemmen gaat goed, op doktersadvies even niet buiten maar in het zwembad. Roeien, ook indoor, doe ik vrijwel dagelijks.
Alleen dat fietsen wilde maar niet. Zwoegend bewoog ik door de straten, van bakker naar supermarkt, van huis naar zwembad, en oef, weer terug. Mijn benen wilden maar niet soepel rondgaan. Dat was des te opvallender omdat die andere dingen wel lukten. Soms schoot ik door de stroperigheid zelfs weer in lichte paniek, bang dat ik nooit mijn bestemming zou bereiken. Dit kon weleens blijvend zijn, was ook mijn vrees. Tot ik in een helder moment bedacht om mijn banden op te pompen. Moet je me nu eens zien gaan.