Klooster

De zomervakantie staat op het punt van losbarsten, voor zover daar veel verschil in is met de afgelopen tijd. Nog anderhalve maand en de kinderen kunnen naar verwachting weer normaal naar school. Melanie werkt dan nog wel de helft van de week thuis. Allicht zal het een verbetering zijn. Net als ik ieder ander zijn of haar eenzaamheid gun, gun ik mezelf de mijne.

Terwijl het doorgaans een negatieve connotatie heeft, beschouw ik eenzaamheid voor mezelf als iets waardevols. Dat zal te maken hebben met mijn positie, waarbij het gebrek aan tijd alleen groter is dan de behoefte aan gezelschap.

Het woord is makkelijk uit elkaar te trekken. Vind ik soms leuk om te doen. Dan is ‘-heid’ eenvoudig iets wat is, afhankelijk van wat eraan voorafgaat: verlegen, vroom, kwaad. In het geval van eenzaam houden we iets over dat in twee delen gesplitst kan worden. Te beginnen met ‘een’. Dit zou kunnen wijzen op iemand alleen, een persoon op zichzelf, een individu. Daarna komt ‘zaam’, makkelijk omgevormd tot samen. Het individu is samen, met zichzelf. Niet met iemand anders, want dan vervalt de betekenis van het geheel. Misschien is hij of zij samen met iets, samen met de dingen in en om zich heen. Samen met diepte, waar je anders niet aan toekomt.

Ik hou van ze, hoor, vind het heerlijk om bij ze te zijn en wil ver blijven van geklaag. Tegelijk koester ik mijn tijd alleen. Het klooster in mij laat zijn klokken horen. Zes weekjes nog.

foto: Fred van Daalen / Willibrordus Abdij, Doetinchem