Wat we werkkamer noemen onderging jarenlang een geleidelijke metamorfose. Terugkijkend is het een fase geweest van onbewust voorsorteren op een nieuwe situatie. Voor het blote oog onzichtbaar werd het meer míjn kamer.
Na een korte, heftige crisis tussen Melanie en mij, waarin we ontdekten ieder meer tijd en ruimte voor zichzelf nodig te hebben, kwam de verandering in een stroomversnelling. Als ik boven zit, is de woonkamer haar domein. Allebei blij.
De boel hoeft niet helemaal om. Het aanpassen zit ‘m in kleine dingen.
Eerder was de stoel, een strak Gispen fauteuil, al van plek gewisseld. Die staat nu met de rugleuning naar de boekenkast, waar ik voorheen naar zat te loeren. Het geeft rust dat de ruggen met auteurs en titels uit mijn blikveld zijn. Er is een uitzicht naar buiten voor in de plaats gekomen, dat ik dik tien jaar over het hoofd heb gezien. In dit jaargetijde verdwijnt het flatgebouw op de achtergrond in hoog tempo achter het groen.
Daarnaast komt er iets nieuws aan de muur. Ik las onlangs dat je bent waar je naar kijkt. Sinds het verschijnen van mijn boek hing het omslag van Verwarde man in de kamer, uitvergroot op een glazen plaat. Ik heb lang genoeg naar dat papieren bootje gekeken. Dat krijgt een minder prominente plek.
De vrijgekomen ruimte benut ik voor de Japanse rolschildering die ik een tijd terug via een veiling kocht. Of ik dan de berg Fuji word, weet ik niet.
Boven het bureau komt een schrijvende monnik.