Ik stond zaterdagochtend langs de lijn en hield me afzijdig van de andere ouders. Het was te verwachten dat iemand op me af zou stappen om een praatje te maken. Dat gebeurde. Het was de coach van dienst, die het op zich nam me bij de groep te betrekken, althans een poging daartoe deed. Inderdaad stond ik daarna een meter dichterbij.
Het bezoeken van een wedstrijd is nog steeds een straf. Ik heb meerdere malen overwogen helemaal niet meer te gaan. Dat kan ik niet maken, denk ik. De kinderen zouden het signaal krijgen dat ik geen interesse heb in wat ze doen.
Ik ben ook al niet zo’n uitmuntende ouder als het gaat om dingen met ze ondernemen. Van het hoogst haalbare, een balletje trappen, is de laatste keer niet uit mijn geheugen op te diepen. Andere uitstapjes kan ik niet eens bedenken. Ja, ik zou een stuk met ze willen wandelen of fietsen. Met geen stok zijn zíj daartoe te bewegen.
Natuurlijk kom ik als vader ondanks deze lacunes redelijk goed uit de bus. Dat leunt meer op het vaak aanwezig zijn en goed voor ze zorgen. Ik vind bovendien dat ik een voorbeeld voor ze ben door te laten zien dat je niet per se veel hoeft te doen om een beetje gelukkig te zijn.
Bij een thuiswedstrijd kom ik soms dan maar opdagen, met de nodige tegenzin. Nou ja, het was ook leuk om mijn oudste een keer te zien scoren. En de zon scheen volop.