Geluid

 

Op de dag van de verkiezingen zagen mevrouw en ik elkaar voor het laatst. Van wandelen kon geen sprake meer zijn. Het zat er bijna op voor haar. Ze reageerde nauwelijks, en dan nog vooral op de kou van mijn hand op haar onderarm. Ik kwam net van buiten. Ze schrok ervan. Het speet me. We hebben elkaar niet meer gesproken. Zij kon niet praten en ik wist niet wat te zeggen.

Het afgelopen anderhalf jaar maakten we wekelijks een wandeling in de omgeving van het verzorgingshuis. Zij in de rolstoel en ik erachter. We troffen het meestal met het weer. We lieten ons ook niet afschrikken door minder gunstige omstandigheden. Ik liet haar de keus. Ze wilde graag naar buiten, al was het maar om even aan te voelen hoe het was aan de andere kant van het raam. Soms een klein rondje, als het even kon wat langer. Ze genoot er volop van en liet dat blijken. Tijdens het lopen hadden we de beste gesprekken.

‘Stilte is ook een geluid,’ stelde ze een paar keer vast. ‘De meeste mensen luisteren niet goed genoeg om het te kunnen horen,’ voegde ze daar dan aan toe, en: ‘Hoor je het?’

Het geluid stilte was blijkbaar voor haar niet de afwezigheid van iets, maar juist iets wat altijd aanwezig was. Dat idee sprak me zeker aan, maar hoe ik ook mijn best deed, voor mij waren er vooral het gekwinkeleer van vogels, het geruis van blad hoog in de bomen en dat van het verkeer op een nabijgelegen weg. Ik probeerde goed genoeg te luisteren en kon het toch niet horen. Uit mijn herinnering diepte ik een stilte op. Die was van Schiermonnikoog en écht zonder geluid, niet eentje dus die zij bedoelde.

Ze vond het op de woensdagen dat we wandelden zo rustig in en om het park, zo weinig mensen. In mijn optiek viel dat nogal mee voor een doordeweekse ochtend: joggers, honden met baasjes, fietsers onderweg naar studie of werk of wat dan ook. Leven genoeg. Zij zag dat anders. Dit was een terugkerende constatering: ‘Wat is het toch stil.’ Kennelijk had ze meer oog voor de lege ruimte tussen de mensen dan voor de mensen zelf, zoals ze oor had voor de lege ruimte tussen de geluiden.

Mevrouw gaf meermaals aan geen medelijden te willen voor de tijd die ze alleen in haar appartement zat. Ze had genoeg aan het uitzicht van de elfde verdieping. Naar ik begreep kwamen er best wel mensen langs. Toch kende ze haar momenten van eenzaamheid. Volgens mij kon ze goed alleen zijn. Er flakkerden vast pijntjes op uit het verleden en kwesties van het heden. Ook daartussen, stel ik me zo voor, zal zich een weldadige ruimte hebben gemanifesteerd. Het geluid stilte was voor haar overal, en altijd aanwezig.

Zo bezien is een afscheid zonder woorden helemaal niet slecht. Later vernam ik dat ze aan het eind van die dag haar laatste adem uitblies. 95 jaar. Haar stem is nog per volmacht uitgebracht.