De ouders van Melanie hadden een reis naar Australië gemaakt en daar uitgelegd gekregen dat Aboriginals boemerangs vervaardigden uit het kromme gedeelte van een boomwortel. De oorspronkelijke bewoners van het continent gooiden niets weg, behalve de boemerang natuurlijk, maar die kwam terug.
In mijn wilde jaren maakte ik er zelf eentje, van multiplex. Mijn schoonvader geloofde het bijna niet toen ik dat vertelde. Terecht. Dergelijke handvaardigheid is van mijn palet verdwenen.
Het model kwam uit een boek dat ik geleend had van de bieb. Een kopie daarvan knipte ik uit en legde ik op het hout om de omtrek te bepalen. Het was een klein wonder dat het me lukte door aan de uiteinden te schaven de gewenste hefbeweging te krijgen. Eenmaal naar mijn zin tekende ik op de onderkant een persoonlijk merkteken dat ik toen gebruikte, en voorzag mijn fabricaat van een paar lagen lak. Die lak bleek later af te doen aan de kwaliteit van het vliegen. Desondanks bleef die acceptabel.
Het grote veld van het Wilhelminapark was mijn speelterrein. Omdat ik niet zo zeker was van mijn vaardigheid, koos ik rustige tijden. Het werpen en vangen was vooral oefenen. Soms plukte ik de boemerang met één hand uit de lucht of klemde ik hem vast door met twee handen horizontaal een klappende beweging te maken. Het gebeurde ook dat hij vlak voor mijn voeten landde als door een apporterende hond terugbezorgd. Maar meestal moest ik een stukje lopen en bukken om hem van het gras te rapen.