Bui

Ze liet me wijselijk begaan. Melanie keek van de andere kant van de tafel toe hoe mijn gezicht verwrong en de tranen over mijn wangen rolden. Ik zat te janken om wat iemand me had geschreven met wie ik mailcontact onderhoud. Die wilde al heel lang heel erg dood en nu niet meer. Toen ik het las, was ik opgetogen. Toen ik er iets over zei tegen Melanie, ging de sluisdeur open.

Er is genoeg om over te huilen. Daar hoeven niet eens erge of verheugende dingen voor te gebeuren. Misschien zou ieder mens het elke dag even moeten doen, al is het alleen maar vanwege de opluchting na afloop.

Ik ben jaloers op mensen die het makkelijk kunnen en heb me er al vaak over beklaagd dat het mij zo weinig lukt. Af en toe is er een eerste aanzet: een snik of een vochtig oog. Daar blijft het dan bij. Zodra ik begin te denken dat het misschien toch doorzet, kan ik het vergeten. De potentiële bui bezwijkt onder die druk. Er rest een onbevredigd gevoel en de teleurstelling dat het weer niet los wilde komen.

Deze heb ik binnen, of is eruit, beter gezegd. De opluchting achteraf bleek niet eens zo groot. Toch ben ik blij. Hier kan ik weer even op teren. Dat zal wel moeten, want de gelegenheden waarbij het met sloten tegelijk naar buiten komt – ik herinner me er nu paar – zijn op de vingers van een hand te tellen. Ik koester ze maar.