Omdat ik zo baalde aan het eind van de middag nog naar de supermarkt te moeten, had ik me voorgenomen me te vermaken. Het laatste waar ik me aan ergerde, besloot ik, was de dikke auto die vet op de stoep stond geparkeerd. Een oude vrouw op een scootmobiel kon er met moeite langs. Terwijl ik best iets wilde slopen, een buitenspiegel bijvoorbeeld, hield ik me in.
Naast het volle fietsenrek was de paal van een verkeersbord vrij. Ik zette mijn fiets zoals altijd, al was het maar voor vijf minuten, aan de ketting. Ik wilde zeker niet degene zijn die achteraf moest zeggen: ‘Ik was maar heel even binnen…’
Het genieten kon aanvangen. Gezellig die rij voor de ingang. En kijk, er hoefde onderling geen afstand meer te worden bewaard. Binnen konden mensen rustig snuffelen in de rekken met non-essentiële spulletjes. De slalom op weg naar de twee dingen die ik ’s ochtends was vergeten, was een dans. Van pret pakte ik twee blikken bier mee. Bij de kassa vroeg een vrouw aan de caissière hoe heet de rode pepers waren. Ik had het zo naar mijn zin, dat ik niet inzat over de verloren tijd. Na het afrekenen liep ik opgewekt naar buiten.
Daar ontplofte ik. Tot mijn afgrijzen staken mijn fietssleutels nog in het kettingslot. Hoe stom kon ik zijn? Te veel aandacht voor die auto gehad. Ik was boos, niet eens opgelucht, of toch een beetje, dat niemand met kwaad in de zin het had gezien.
–
Als je het nog niet gedaan hebt, kun je hieronder inschrijven en dit blog volgen.