Toen een vriend me erop wees, was ik me er al van bewust. Later hoorde ik het hem zelf zeggen. Ik ging opletten wie zich er nog meer aan bezondigde. Mijn gezinsleden bleken er kwistig gebruik van te maken. Ook mijn schoonouders betrapte ik erop. En mijn eigen moeder. Zelfs een mattie, net als ik een onwankelbare taalpurist, liet zich niet onbetuigd.
‘Zo’n onbeduidend stukje tekst dat alleen dient om stiltes op te vullen,’ noemt de site van van Dale het, een stoplap. Hetzelfde artikel rept van bekende gevallen als ‘wat dat betreft’ en ‘zeg maar’. Dat zijn frasen die er vaak tussen worden gemoffeld.
Mijn ontdekking komt in de regel aan het einde van een zin, of is eigenlijk na de punt een zinnetje op zich. Mensen gebruiken het, en ikzelf dus ook, in de spreektaal als een boodschap gezegd is en er nog wat lucht over is. Je zou het ook kunnen interpreteren als een soort leesteken: het is klaar, maar nog niet helemaal. Het komt daarnaast van pas, is mijn persoonlijke ervaring, om de strekking van een stelling wat te relativeren.
Het is hier niet nodig voorbeelden te noemen. Je gaat er, nadat je dit hebt gelezen, vanzelf op letten. Je komt het binnenkort een keer tegen, is het niet bij jezelf dan bij een naaste of een ander die je spreekt. Het geeft niet dat het gebeurt. Wat dat betreft overkomt het ons zeg maar allemaal. Dat neemt niet weg dat het foeilelijk is. Of zo.