Sinds de vorige keer dat ik de bibliotheek bezocht, was ik weer wat ouder geworden en had zij een verbouwing ondergaan. De kast met reserveringen was van plaats gewisseld. Na wat zoeken vond ik hem en bij de V van Verhoogt stond het boek dat ik wilde lenen.
De schermen bij de uitleenbalie stonden op zwart. Ik nam aan dat dit een klimaatneutrale maatregel betrof. Bij het presenteren van mijn kaart zouden ze vast aanfloepen. Maar nee. Herhaaldelijk proberen sorteerde ook geen effect. Ik keek rond. Op dertig centimeter van mijn hoofd hing een gelamineerd vel met in vette letters de boodschap dat inleveren alleen buiten bij de brievenbus kon. Waarschijnlijk nog vanwege corona. En ik stond inderdaad bij de inleverbalie.
De werkelijke uitleenbalie was niet direct te ontwaren. Mogelijk had men in deze buurtbieb ervoor gekozen terug te gaan in de tijd. Vroeger moest een medewerker de materialen stempelen. Het was toen wel zo makkelijk om voorin een boek te kijken wat de inleverdatum was. Geen gedoe met uitleenbon bewaren of ‘mijn account’ raadplegen, minder misverstanden. Maar een balie met een medewerker kon ik ook niet ontdekken.
Het bleek op dat punt echter nog één keer omdraaien om de uitleenbalie met automaten in het vizier te krijgen. De touchscreens stonden aan.
Na op ‘Lenen’ te hebben gedrukt, werd me verzocht mijn pas tegen de lezer te houden. De lezer was duidelijk gemarkeerd met het logo van een pasje, kon niet missen. Toch gebeurde er niets toen ik mijn kaart ertegenaan hield. Ook bij een tweede en een derde poging niet. Zelfde verhaal bij het scherm ernaast. Nu was ik alsnog genoodzaakt iemand te vragen me bij te staan.
Een jonge vrouw met het embleem van de bibliotheek op haar T-shirt kwam juist aanlopen. Noem je zo iemand nog bibliothecaresse? Ze was duidelijk op weg naar een ander gedeelte van het gebouwtje. Ik vroeg of ik iets mocht vragen en toonde haar mijn niet-functionerende kaart. Haar looptempo nauwelijks verlagend gaf ze kort en helder antwoord: ‘Dat is uw zwempas, meneer.’