Ik twijfel altijd, als het vuilnis naar de ondergrondse container moet, of ik op mijn pantoffels zal gaan, of ik daarmee op straat gezien wil worden. Ach, wat ook, het kan wel even snel. Twee zakken, voor iedere hand één, ik hoor ze ploffen in de diepte van de bak. Op de terugweg wil ik Melanie nog tegenkomen, die gelijk met mijn vertrek haar fiets uit de schuur ging pakken. Ik ren daartoe zelfs een beetje, tot ik een vader en een kind tegenkom, een zoon. Hollen lijkt me niet gepast, zeker niet op pantoffels, en ik hou in. Toch komen Melanie en ik elkaar achter het huis nog tegen. We dollen wat, zij slingerend op de fiets, ik met bewegingen alsof ik haar vang. Maar ik laat haar gaan. Ik vervolg vlot mijn weg, draai de poort op slot en blijf bij het begin van het tuinpad haken achter een opstaand randje. Mijn lijf gaat vlak tegen de grond, zo snel dat mijn armen er niet aan te pas komen het op te vangen. Mijn hoofd maakt een kleine sliding in het gras, enkele centimeters naast een grindtegel. Het moet een engel zijn geweest die me net in die richting heeft laten hellen. Ik voel aan mijn hoofd. Bij mijn rechteroog zit een flinke veeg modder met een grasspriet, verder niet. Nog niet geheel begrijpend wat me is overkomen, sta ik op en loop ik naar binnen.
In de huiskamer draait een afspeellijst die Melanie aan heeft laten staan. Elvis Costello is net begonnen aan I Want You. Terwijl ik nog eens aan mijn hoofd voel, besef ik veel geluk te hebben gehad. De duikeling van zonet ervaar ik daarom eerder als een redding dan een val.
Ik wil mijn gezicht in de gehavende staat, die eigenlijk vrijwel ongehavend is, vastleggen. Voor geschikt licht ga ik bij het raam staan en zonder verder al te moeilijk te doen neem ik een houding aan voor de foto. Eentje moet genoeg zijn. Tijdens een moment van concentratie vooraf klinkt een regel van Costello, die helder en diep doordringt: Be careful darling you might fall.
Daarna maak ik, nog beduusd van de samenloop, heel erg op mijn gemak een trage lasagne.