Kabouters

Een paar weken geleden kwam mijn zoon van 19 terug van een wiskundekamp, met een raadsel. Het had hem twee kampen gekost om het op te lossen. Hij behoort tot de slimsten van het land, dus zo’n ramp is het niet dat het mij niet meteen lukt. Toch kan ik daar moeilijk mee overweg, heb er zelfs een keer slecht van geslapen.

Misschien ken je het spel? Iemand klapt in de handen, slaat op tafel, knipt met de vingers en maakt een combinatie van die of nog andere bewegingen. Daarna wordt een aantal kabouters genoemd. Op de een of andere manier moet dat aantal corresponderen met de gemaakte bewegingen. De puzzel is om erachter te komen hoe. Waarschijnlijk is het heel simpel en sla je je voor het hoofd als de regels eenmaal duidelijk zijn.

De wereldbevolking, en ons gezin, is verdeeld tussen ingewijden en niet-ingewijden. Het is helder: ik behoor nog tot de laatsten. Tot mijn ergernis wist Melanie de oplossing al snel. Tot voor kort had ik mijn oudste zoon nog aan mijn zijde, maar die studeert in Finland, en deed dus niet echt mee.

De andere twee zijn deze week bij hem op bezoek. Op de eerste avond kreeg ik een filmpje waaruit bleek dat inmiddels iedereen behalve ik doorhad hoe het raadsel in elkaar stak. Naar verluid had die buitenlandse student van ons twintig minuten nodig gehad om het te doorgronden. Ik heb vooralsnog het nakijken. Ik heb al niet het beste stel hersenen van ons vieren, maar nu voel ik me met iedere kabouteropgave dommer worden. Ik kan het daarboven soms horen kraken. Het helpt niet. Ik blijf tegen een muur van onbegrip oplopen. Pijnlijk.

In een ultieme poging heb ik gevraagd of ieder me een filmpje met een voorbeeld wil sturen. Daar ga ik dan de rest van hun afwezigheid op studeren. Met een beetje geluk (of toch vooral wijsheid) demonstreer ik bij hun thuiskomst dat ik minder achterlijk ben dan algemeen wordt aangenomen.

Recht

Ik kan me soms zo ontzettend boos maken om dingen. Vanochtend nog nabij de supermarkt, een automobilist schoof losjes zijn auto op de gehandicaptenplek. Ik plaatste mijn fiets in het rek ernaast en checkte, omdat dat nu eenmaal in mijn natuur zit, subtiel of er zo’n blauwe parkeerkaart op het dashboard lag. In dit geval was dat zo. Toch stapte de man zonder enige moeite uit en liep kwiek als maar kon naar de ingang van de winkel. Dan ben je toch een klootzak, dat je die plek bezet houdt die een ander misschien echt nodig heeft. Ik kon de fitte vijftiger tegen vrienden horen snoeven dat hij met die kaart van zijn vrouw nooit hoefde te zoeken.

Nog bozer ben ik als iemand daar de vrijheid neemt om op het trottoir te parkeren en ik me er met mijn fiets langs moet wringen. Opzouten met die klotekar. In een ver verleden nam ik het recht weleens in eigen hand. Of eigen voet beter gezegd. Dan trapte ik de buitenspiegel van een auto die het doorgangetje versperde, dat was vlak bij mijn toenmalige studentenhuis. ’s Avonds laat, hoor, niemand die het zag.

Dertig jaar verder, rijper en wijzer, fantaseer ik alleen nog over zulke acties. Vaak, dat wel, aanleiding in overvloed.

Nu is hier om de hoek de straat net heringericht. Een nieuwe groenstrook moet ervoor zorgen dat op de stoep parkeren niet meer mogelijk is. De uitrit van twee garages, die overigens duidelijk in onbruik zijn, blijft vrij en wordt alweer geregeld gebruikt door foutparkeerders. De neuzen staan zo ver naar voren dat het voetpad daar lastig begaanbaar is. Het gaat vooral om het principe; op een steenworp afstand is plek zat.

Geweld speelt nog door mijn hoofd. De buitenspiegels geven mee tegenwoordig, dat werkt niet meer. Een sleutel van voor tot achter over de lak zou tot de mogelijkheden behoren. De rest schrijf ik niet uit. Misschien een briefje onder de ruitenwisser. Dat is vriendelijker, erg sullig en waarschijnlijk weinig effectief. Om mijn woede een uitweg te bieden, een kanaal om weg te vloeien, stuurde ik het wijkbureau maar een mail over de kwestie. Dat deugt, zeker, maar is vele malen minder lekker.

Besluit

Lieve lezer,

Ik stop met bloggen. Dit besluit zat er al een tijdje aan te komen. Na bijna 250 blogs meen ik het kunstje wel te kunnen. Om niet te verzanden in variaties op wat al bekend is, leek het me beter er een punt achter te zetten.

Met net zo veel stress als plezier heb ik vier en een half jaar ongeveer elke week een verhaaltje gepubliceerd, voornamelijk over mijn eigen wel en wee. Dat blijft uiteraard, dat wel en wee, maar voortaan zonder hier een weerslag te krijgen.

Het overgrote deel van de bijdragen is nog te vinden in Er zijn zoete appels zat en in het recent verschenen Puzzelstukjes. Samen met Verwarde man vormen deze boeken een mooi drieluik, niet vooraf zo bedoeld, maar toch.

Ik weet nog niet precies wat ik met de vrijgekomen tijd en energie ga doen. Om te beginnen maar genieten van de vrijheid en echt loskomen van de blogroutine. Het zal daarna wel weer iets met schrijven worden, vermoed ik, al weet ik nog niet wat en hoe.

Dankjewel voor het lezen, de aandacht en het meeleven. Het was me een genoegen op deze manier een beetje deel van je leven uit te maken. We ontmoeten elkaar wel weer. Tabee. Het beste.

Mark

nieuw boek: Puzzelstukjes

Alle blogs van de afgelopen twee jaar bij elkaar.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is 211008-puzzelstukjes-omslag-voorkant-1.jpg

104 pagina’s ISBN 9789464359190 €15,-

Na Er zijn zoete appels zat is dit de oogst van nog eens twee jaar bloggen op Nooit niks (zomer 2019 – 2021). Naar aanleiding van een columnwedstrijd was ik tijdelijk overgestapt op verhaaltjes van 250 woorden. Dat beviel zo goed dat ik die bleef schrijven. Het was vaak puzzelen om precies uit te komen. Dat is gelukt. Tel maar na. En wie weet bieden deze puzzelstukjes samen ook nog een blik op een groter geheel.

Te bestellen bij je plaatselijke boekhandel of online (o.m. Ako, Bruna)

Groet, Mark


Meer info over andere boeken: nooitniks.blog/boek

Apotheek

Er zijn ergere dingen. Daar zou ik ieder blog mee kunnen beginnen. Maar nu echt: er zijn uiteraard ergere dingen in de wereld dan te moeten wachten bij de apotheek.

Overvecht is de ongezondste wijk van Nederland. Ik heb van mezelf echter het idee in prima gezondheid te verkeren (net zoals ik me, ondanks mijn bijna 47 jaar, nog die jonge god voel). De frequentie waarmee ik de apotheek bezoek, vertelt een ander verhaal.

Er is daar een systeem om de afhandeling vlot te laten verlopen. Er is een zorgbalie en er is een snelbalie. Op een nummertjesapparaat bij de deur dient een keuze te worden gemaakt. De snelbalie is bedoeld voor mensen die alleen iets komen afhalen, uitsluitend voor medicijnen die klaarliggen dus. Het advies en het uitdrukkelijke verzoek is om recepten een dag van tevoren in te leveren, zodat alles in rust in gereedheid kan worden gebracht. De zorgbalie is voor mensen, inderdaad, die wat meer zorg behoeven en voor wie de pillen nog verzameld moeten worden. Het werkt. Wij klanten hebben de afgelopen jaren leren leven met dat systeem.

Ik had vorige week maandag ontdekt dat mijn mtx op was. Dat is een middel tegen reuma dat ik eens in de week slik. Dinsdag probeerde ik via de gloednieuwe app van het ziekenhuis een herhaalrecept aan te vragen. Dat lukte niet omdat er een verkeerde dosering werd weergegeven. Ik bellen. Lang verhaal kort: op de valreep zou het medicijn deze maandag klaarliggen.

De voor de hand liggende route was toen via de voor mij vertrouwde snelbalie. Er bleek echter geen recept te zijn gefaxt. Buiten belde ik nog eens met het ziekenhuis. De fax kwam er alsnog aan.

Weer binnen leek het me gepaster nu voor de zorgbalie te kiezen en op een stoel plaats te nemen. In de tijd dat ik daar zat, kwamen er vijf mensen bij de snelbalie aan de beurt. De fax had alle gelegenheid om op zijn gemak uit de printer te schuiven. Toen ik eenmaal aan de beurt was, bleek hij inderdaad gearriveerd.

De jongedame achter de balie bestudeerde het blaadje en vroeg of ik het ook de volgende dag zou kunnen ophalen. Geheel volgens het systeem. Ik zei dat ik het eigenlijk die avond in moest nemen, maar dat ik het voor een keertje wel een dag kon verschuiven. Ik ben de beroerdste niet. Ik zei er niet bij dat ik dat vaker had gedaan. Zij schrok toch al zichtbaar bij de gedachte en haastte zich te zeggen dat ze het in orde zou maken. Vriendelijk voegde ze daaraan toe: ‘U mag intussen wel even plaatsnemen, meneer.’

Ik zat alweer bijna op een van de stoeltjes bij het raam. Zij typte nog wat en draaide zich daarna om naar haar collega’s, die druk in de weer waren met potjes, doosjes en etiketten, en meldde luid, goed hoorbaar voor die collega’s en ook voor mij en de andere klanten: ‘We hebben een wachter!’

Ik had me maar te voegen in die rol.