‘Aan de kant, aan de kant!’, riep een buurvrouw een keer toen ze me zag aankomen. Het was geen grap. Ze wilde ruimte geven en mijn deels reële maar vooral ook vermeende wens om afstand te bewaren respecteren.
Ik ben in de buurt bekend komen te staan als iemand die de coronamaatregelen probeert na te leven. Dát komt met de werkelijkheid overeen. Ik ben er bewust mee bezig, word liever niet ziek en wil bovenal zo weinig mogelijk bijdragen aan het vergroten van het risico op virusverspreiding. Het is inmiddels opgeblazen en leidt een eigen leven.
Bij het begin van de uitbraak, toen de urgentie om bij elkaar vandaan te blijven hoog was, heb ik vermoedelijk de toon gezet. Een andere buurvrouw dan bovengenoemde wilde een kinderbureau van ons overnemen. Ik hield me bewust afzijdig toen ze het kwam bekijken, want was licht verkouden. Melanie en ik tilden het tafeltje daarna naar beneden en plaatsten het buiten de poort, zodat de buren het daar zelf konden ophalen.
Ik weet het niet zeker en moet oppassen met gevolgtrekkingen (daar heb ik therapie tegen gevolgd), maar heb sterk het vermoeden dat dit de basis is geweest voor de typering van mij als extreem strikte. In mijn eigen beleving ben ik minder streng in de coronaleer dan het beeld doet vermoeden, al moet ik toegeven meer dan gemiddeld op te letten, voor mezelf en anderen.
Dat dit uitmondde in een aansporing om voor mij opzij te gaan, gaf daar wat koninklijke allure aan.