Het plan was om een driedaagse wandeling te maken. Binnen de provincie was ver genoeg. Ik had twee overnachtingen geboekt, de routes op mijn telefoon gedownload, een paklijst gemaakt, treintijden opgezocht en online alvast gekeken in welke restaurants ik zou eten en wat daar op de kaart stond. Aan de voorbereiding had het niet gelegen.
De gedachte achter het avontuur was om even alleen van huis te zijn. Juist in een goede relatie, hoef ik je niet te vertellen, is voldoende ruimte nodig. Ik heb sinds de laatste crisis, waar we nu vrij comfortabel het staartje van beleven, wat dingen ingebouwd om die ruimte te waarborgen. Het leek me goed om ook af en toe eropuit te gaan, te beginnen met deze keer.
De dag vooraf was ik zenuwachtig en vroeg ik mijn zus of ik haar onderweg, indien nodig, mocht bellen. Ik wilde Melanie daar niet mee lastigvallen. Even weg is even weg. Mijn zus was zo ruimhartig dat ze meteen voorstelde me op te halen als mocht blijken dat het echt niet ging. Dat leek me overdreven, maar goed, het idee gaf rust.
De eerste dag, een woensdag, zou een warme worden. Vooraf had ik al opgezien tegen de hoge temperaturen. Het pad ging grotendeels over open terrein. De zonnestralen zouden vrij spel hebben. Het waren niet echt de omstandigheden waar ik voor zou kiezen. Het moest maar.
Zo terdege als de trip was voorbereid, zo krachtig werkten van meet af aan de resterende onzekerheden me tegen. Na iets meer dan twee uur lopen belde ik, in de hoop dat de zenuwen dan zouden zakken, mijn zus. De zenuwen zakten niet. De toestand van mijn lijf bleef in golven aanschuren tegen paniek. Bij Tull en ’t Waal was een bankje in de schaduw. Ik geloofde er niet meer in dat een langere pauze de situatie zou verbeteren en belde nogmaals. Ze vroeg of het ook goed was als mijn zwager langskwam. Die plukte me een klein halfuur later van de route en bracht me terug naar Overvecht.
Melanie leefde mee met mijn teleurstelling. Ik was, eerlijk gezegd, alweer erg blij haar te zien. Na zo’n tijd.