Statiegeld

Zoals je weet beleef ik mijn grootste avonturen in de supermarkt. Het begon deze keer al vóór de klaphekjes, bij de flessenautomaat.

Het is altijd afwachten of het apparaat de aangeboden fles accepteert. Ik ben groot voorstander van automatisering in winkels, vind het toch een licht gemis dat er nooit meer iemand in een stofjas bij een luik verschijnt. Er was meestal een bel mee gemoeid, een luide bel, die de radio in het magazijn kon overstemmen. Dan een moment geduld, flessen handmatig geteld, bonnetje mee, mét paraaf, waar blijft de tijd. Dat bonnetje kon zoekraken of vergeten worden bij de kassa, dat is niet veranderd.

Bij het invoeren van een colafles verscheen de tekst: ‘Geen barcode gevonden.’ Zo’n melding zou de emballage medewerker van vlees en bloed wel uit zijn hoofd hebben gelaten, zeker met die extra dikke strepen. Van codes was überhaupt nog geen sprake; het waren grote flessen, kleine flessen of kratjes.

Nog een keer proberen, weer uitgespuugd, nog eens, weer niet, eerst de andere flessen dan maar. Daarna verdween de colafles eindelijk in de machine. Die presenteerde, nadat ik herhaaldelijk hard op de schermknop had gedrukt, een bonnetje met een bedrag en een code. Die bonnetjes hebben, net als vroeger, de gewoonte in een jas- of broekzak te verdwijnen en er op het verkeerde moment, te laat dus, weer uit tevoorschijn te komen. Ze hebben een eigen wil, die gebroken dient te worden.

Meteen links na de klaphekjes greep ik een handscanner en scande allereerst de op het papiertje afgedrukte streepjes. Die had ik te pakken. Dan kon het bonnetje verdwijnen wat het wilde, ik was safe.

Dacht ik.

Tegen het eind van mijn winkeltraject berichtte de zelfscankassa dat ‘het statiegeld niet kon worden verwerkt’. Daarbij gaf het scherm alleen de optie ‘ok’. Niet ok! Ik zocht in mijn broekzakken, vond het bonnetje en wenkte een medewerker. Haar onberispelijke uniform verried dat ik hier niet met de eerste de beste vakkenvuller van doen had. Ze sprak met een charmant Oost-Europees accent vlekkeloos Nederlands. Ze droeg het haar in een staart, waar wijlen Martin Bril vast een rukje aan had willen geven.

Ik wees haar op de melding. Ze wist er aanvankelijk geen raad mee. Ik vond het al niet erg meer dat het langer zou duren. Ze kwam toch nog vlot met een oplossing; de gewone kassa bood uitkomst. Een moment later liet ze met een ‘alstublieft’ een kleine verzameling munten in mijn uitgestoken hand vallen.

Bril

Sinds men ook bij mijn vaste Dirk zelf mag scannen, is het niet altijd meer zo heel erg om er boodschappen te doen. Het behoeft geen hogere wiskunde om te bedenken dat ik alle aankopen, als ik ze zelf scan, twee keer minder vast hoef te pakken. Wachten bij de kassa in de rij hoeft niet meer, er is altijd wel een eilandje vrij. En geen caissière meer die nog eens op haar horloge kijkt om te zien of de pauze nabij is. Geen hete adem van een volgende klant in mijn nek bij het inpakken. Bovendien kan ik tijdens mijn tocht door de winkel in alle rust de ideale rangschikking in de tassen bepalen.

En nee, ik klaag niet over de controles, die overigens ook mij opvallend vaak te beurt vallen. Die neem ik graag voor lief. Het is beter zo. Zelfs denk ik nu weleens terug aan de keer, langer geleden, dat ik het winkelen als een warm bad ervoer. Dat lag toen waarschijnlijk minder aan de winkel en meer aan mij, maar toch. Zo gaat het deze dagen ook best met wat genot gepaard om een kar zwanger van tot de nok toe gevulde tassen richting de uitgang te rollen.

Het stak des te meer dat er een kink in de kabel kwam. Bij de groenteafdeling had mijn scanpistool al even dienst geweigerd, het vertrouwde bliepje bleef uit. Het apparaat was offline geraakt, voor zover ik kon ontcijferen. Ik heb altijd wel een bril in mijn jas, maar er ontbreekt een pootje aan, waardoor ik minder geneigd ben dat malle ding tevoorschijn te halen. In plaats daarvan wendde ik me tot een medewerker, degene die wat weg heeft van een neanderthaler, boomlang ook nog, met rossige wenkbrauwen. Volgens hem lag het aan het opnieuw geïnstalleerde internet en met een druk op de knop demonstreerde hij dat het alweer in orde was. Ik tuurde naar het schermpje en vermoedde hetzelfde. Wat kon ik anders? Ik wilde zijn oordeel niet op basis van mijn beperkte zicht in twijfel trekken.

Mijn straf voor dat gebrek aan moed bleek even later niet mals. Bij het terugplaatsen van de scanner was het rode licht boven mijn hoofd gaan knipperen. Er kwam een jongedame aan, die niet begreep wat er aan de hand was. Ze riep er een meer ervaren kracht bij. Hij stelde vast dat ik van die drie volle tassen slechts vijf artikelen had gescand. Ik was er gloeiend bij. Ze wilden mijn misstap door de vingers zien mits ik mijn zorgvuldige inpakwerk ongedaan zou maken en met mijn boodschappen achter aan de rij bij de bemenste kassa aansloot.

Pasvorm

(naast lezen kun je dit blog (voor het eerst) ook beluisteren)(kies voor ‘listen in browser’)

Er is al zoveel ellende in de wereld en dan moet de routine van mijn woensdagochtend er ook nog eens aan geloven. Lange tijd ben ik erg in mijn nopjes geweest met die routine, zowat kunst te noemen, vanwege haar steevaste karakter en pasvorm, ze zat als gegoten.

Halverwege de zomer heeft de online supermarkt haar bezorgtijden gewijzigd. Voor die tijd was mijn venster perfect. Aansluitend kon ik mijn vaste rondje maken langs bakker, kaasboer en visboer voor respectievelijk goed brood, goede kaas en uitstekende haring. Bij die winkels hoefde ik weinig meer te zeggen, ze wisten wat ik wilde hebben: ongesneden, boeren belegen, met uitjes.

Toen de bezorgservice de verschuiving naar drie kwartier later aankondigde heb ik nog een poging gedaan dat tegen te houden door een appje te sturen: dat ze dan helaas een klant kwijt waren. Zij wisten waarschijnlijk al dat het zo’n vaart niet zou lopen: dat ik vast een ander bezorgmoment zou vinden. Het is ze gelukt me in de tang te nemen. Ik zit vast aan het gemak. De winkel kan naar believen mijn tijdsgewricht uit de kom rukken.

Tot overmaat van ramp is Cindy een tijdje terug gestopt met het verkopen van brood. Ze kon het niet meer bolwerken. En erger nog: de bakker is gestopt met bakken. Die is in de zeventig en had genoeg van het extreem vroege opstaan. De bakkerswinkel is er nog, alleen verkopen ze er ongeveer hetzelfde als in de supermarkt. Je begrijpt nu wel dat ik met de handen in het haar zit.

Op een minuut of tien van mijn route, vooralsnog mentaal een grote afstand, bevindt zich een andere bakkerswinkel waar zelfgebakken brood over de toonbank gaat. Dat biedt enige hoop. Deze week was ik er. Dat ik er was, betekent in dit geval dat ik er voor de deur heb gestaan zonder mijn fiets op slot te zetten. Het was er druk, een volle winkel. Ik kan er niet meer tegen om met veel mensen in een kleine ruimte te staan, zeker niet met oude mannetjes. Onverrichter zake keerde ik terug en ging langs een supermarkt.

Het zal nog veel voeten in de aarde hebben. Er kunnen maanden voorbijgaan eer een nieuwe, bevredigende routine zich heeft uitgekristalliseerd. Tot die tijd is het, ik kan niet anders zeggen, behelpen en afzien.

Boos

Omdat ik zo baalde aan het eind van de middag nog naar de supermarkt te moeten, had ik me voorgenomen me te vermaken. Het laatste waar ik me aan ergerde, besloot ik, was de dikke auto die vet op de stoep stond geparkeerd. Een oude vrouw op een scootmobiel kon er met moeite langs. Terwijl ik best iets wilde slopen, een buitenspiegel bijvoorbeeld, hield ik me in.

Naast het volle fietsenrek was de paal van een verkeersbord vrij. Ik zette mijn fiets zoals altijd, al was het maar voor vijf minuten, aan de ketting. Ik wilde zeker niet degene zijn die achteraf moest zeggen: ‘Ik was maar heel even binnen…’

Het genieten kon aanvangen. Gezellig die rij voor de ingang. En kijk, er hoefde onderling geen afstand meer te worden bewaard. Binnen konden mensen rustig snuffelen in de rekken met non-essentiële spulletjes. De slalom op weg naar de twee dingen die ik ’s ochtends was vergeten, was een dans. Van pret pakte ik twee blikken bier mee. Bij de kassa vroeg een vrouw aan de caissière hoe heet de rode pepers waren. Ik had het zo naar mijn zin, dat ik niet inzat over de verloren tijd. Na het afrekenen liep ik opgewekt naar buiten.

Daar ontplofte ik. Tot mijn afgrijzen staken mijn fietssleutels nog in het kettingslot. Hoe stom kon ik zijn? Te veel aandacht voor die auto gehad. Ik was boos, niet eens opgelucht, of toch een beetje, dat niemand met kwaad in de zin het had gezien.

Als je het nog niet gedaan hebt, kun je hieronder inschrijven en dit blog volgen.