Misverstand

De ogen boven haar mondkapje spuwen verontwaardiging. Het zal de urenlange blootstelling aan zeurende mensen zijn geweest, die tegen het eind van de avond weinig van haar professionele vriendelijkheid heeft overgelaten. Ik schrik van die blik. Vlug verduidelijk ik mijn reden om te vragen of het nog lang ging duren. Ik zeg dat ik vecht tegen de paniek, wat ook zo is. Mijn psycholoog sprak enkele weken daarvoor van een stoornis, zelf hou ik het liever bij af en toe een aanval.

Het is me niet geheel duidelijk waar deze mee begon, misschien thuis al, bij een vluchtige gedachte om vooraf een kalmerend tabletje te nemen; het leek me niet nodig. Daarna gingen kleine dingen zich opstapelen. Dat me laat op de avond een afspraak was toebedeeld was niet optimaal. Ook verloor ik onderweg naar de locatie kostbare minuten door onverwachte tegenwind en onduidelijkheid over welke ingang ik moest hebben. Binnen bij een balie hadden mijn beverige vingers moeite om een formulier open te vouwen. Na de administratieve plichtplegingen mocht ik plaatsnemen op een vrije stoel in een lange rij. Kort daarop verwees iemand me naar een andere, de voorste. Zonder omdraaien kon ik niet zien wat er achter me gebeurde, unheimisch. Voor me hingen felle lampen hoog aan het plafond hinderlijk in mijn blikveld. Later zou ik, niet geheel naar waarheid, verklaren dat die de trigger waren geweest. En dan die rondhangende en heen en weer lopende mensen, medewerkers die niet direct iets nuttigs leken te doen. Ging het vanavond nog gebeuren? Ter afleiding probeerde ik nieuwsapps te lezen, mijn leesbril besloeg. Dan maar alleen zitten en de golven over me heen laten komen. Ik zat bijna drie kwartier toen zij op een kruk aan kwam rollen met in haar kielzog een metalen tafeltje op wielen.

Het scheelt aanzienlijk dat ze naast me is komen zitten en, hoewel het gesprek niet vlot, we een beetje kunnen praten. Mijn ontboezeming heeft haar milder gestemd. Ze vraagt hoe het de vorige keren dan was gegaan. ‘Geen probleem,’ zeg ik, ‘toen was er bijna geen wachttijd.’ Ze knikt begrijpend. De rest van haar lijf spreekt dat het genoeg is voor vandaag. Een collega komt onze kant op met een niervormig bakje, waarvan het oranje correspondeert met de sticker op mijn formulier. Dankbaar pakt ze het aan. Vlak voor ze de booster in mijn bovenarm zet, spreekt ze me bemoedigend toe: ‘Blijven ademen.’ Ik lach wat voor me uit. Dan dringt tot me door dat ze denkt dat ik bang ben voor de prik. Het is te laat om het misverstand recht te zetten. Ze is door naar de volgende.

Assertief

Maandag aan het begin van de avond stond er een lange rij die tot buiten het zwembad reikte. Door de glazen pui was te zien hoe hij door de entreehal slingerde en via de grote hal de trap op ging tot bij de deur van het clubhuis. Het was de eerste gelegenheid om abonnementen voor het nieuwe seizoen aan te schaffen. Waarschijnlijk net als ik bang om naast het net te vissen, waren zwemmers in groten getale komen opdagen.

Ik had helemáál geen zin om te wachten, maar zag het ook niet zitten het hele stuk terug te fietsen en het later in de week nog eens te proberen. Ik sloot me aan bij de massa.

Een vrouw van in de vijftig kwam aanfietsen op een oranje opoefiets behangen met plastic bloemen. Ze klapte de standaard uit en schoof het ringslot dicht. Kort twijfelde ik en wees haar daarna op de grote fietsenstalling waar plek te over was. Dat die voor íedereen bedoeld was, voegde ik eraan toe. Eerst keek ze verongelijkt en verplaatste haar kermisfiets vervolgens toch maar naar de stalling.

Een andere vrouw, een jaar of tien ouder, sloot achter me aan in de rij. Ze begon een telefoongesprek, vermoedelijk met een vriendin, misschien een dochter, een minnaar zou zelfs kunnen. Ze sprak uitsluitend in nietszeggende algemeenheden en ging daar veel langer mee door dan gepast op die tijd en plaats. Op mijn vriendelijke vraag of ze de conversatie wilde beëindigen en op een ander moment voortzetten, verontschuldigde ze zich en stopte ze haar telefoon weg.

Toen de rij voor mij eindelijk op was, mocht ik een vrijwilliger laten weten welk abonnement ik wilde. Ze verwees me met mijn formulier met gegevens naar de kassa. Daar stond een nieuwe rij.

De voorste in die rij, een man van mijn leeftijd met een wilde haardos, een vrijgevochten type, had al afgerekend. Hij was nog in gesprek over hoe het reserveren (nog steeds vanwege corona) precies in zijn werk ging. Het bleek erg ingewikkeld voor hem. Ondanks dat hij af en toe over zijn schouder keek, leek hij zich niets aan te trekken van de mensen die er stonden. Ik stapte even uit de rij, deed een paar stappen naar voren en pakte de folder ‘Reserveer jouw zwemmoment’ van de toonbank. De kerel pakte het papier van me aan en maakte zich uit de voeten.

De andere wachtenden knikten me instemmend en dankbaar toe. De rij slonk daarna snel.

Op de fiets terug overdacht ik het geheel nog eens: had ik dat allemaal maar gezegd en gedaan, dan waren mijn avond én de wereld een stuk beter geweest.