Het is sinds dit jaar dat ik gras ontdek. In combinatie met wind, liefst in vlagen, biedt het een aantrekkelijk gezicht. Veranderlijk als de golven van de zee. Wind maakt gras meer gras. Gras maakt wind meer wind.
Ik zou erop willen liggen. Niet erin, maar echt erop, en me laten dragen. Crowdsurfen op de kietelende toppen. Ik leg me in handen van de sprieten. Zij weten waar ik heen wil.
Op weg naar de Plas kom ik veel gras tegen. Dat begint al in het park op een steenworp afstand van huis. Op de speelweiden wordt het kort gehouden. Onder de kabelbaan is het weggesleten. Er zijn ook hoekjes waar het kan groeien en de halmen tot navelhoogte reiken. In het voorbijgaan neem ik ze in me op. Niet te lang bij stilstaan.
Aan de andere kant van de ringweg regeert het inmiddels uitgebloeide fluitenkruid. Geen gras, wel al langer dierbaar. Alleen al denken aan de eerste keer in het voorjaar dat ik door de zoete wolk fiets, is genoeg. Of dat ik er wandelend wat langer in vertoef. Aan weerszijden explodeert het wit. Het mooie aan schermbloemigen is de sensatie van oneindigheid die ze met zich meebrengen. Zoveel bloemen, zoveel sterren.
Het duurt niet lang. De bloemetjes zijn alweer verdord. Van wat overbleef aan verlepte stengels, is een meter breed gemaaid. Zo ook het gras langs het pad aan het eind linksaf. Ongeveer de helft is blijven staan. Het is van alles door elkaar, een rijke variëteit. Houdt dit zichzelf in evenwicht? Hoeveel beleid zit er achter? Of zouden de beheerders liever andere planten zien? Ze mogen van mij het gras laten gaan zoals het nu gaat. Zie de kracht van een spriet om in korte tijd zo omhoog te schieten en in veel gevallen ook nog een halm te torsen. Zie hem alleen maar spriet zijn, met de wijsheid te allen tijde mee te buigen. En zonder moeite terug te keren naar een positie rechtop. Alleen bij stevige wind en veel regen wil een bosje er nog weleens bij gaan liggen. Zo is gras.
Naast het fietspad van de Burgemeester Huydecoperweg is niet gemaaid. Tussen het weiland en het asfalt komen de halmen tot mijn zadel. Ik steek mijn arm uit om mijn handpalm te laten aaien. Hoewel ik me niet een bepaald moment kan herinneren, brengt het me terug naar de kindertijd. Blijkbaar komt daar schaamte bij kijken, want als er een auto passeert, heb ik mijn hand weer aan het stuur.
En dan bij de Plas, een recreatiegebied uit de jaren zeventig, waar veel bomen groeien langs het pad en weinig gras. Als er wind is, manifesteert die zich hoog in de kruinen. Ook fijn. Net als het korte gras op de zonneweide fijn is. Om een hand doorheen te halen. Om een badhanddoek op uit te spreiden. Om op te zitten en een boek te lezen. Of om kort te liggen en daarna een duik te nemen in het water met een ribbel op het oppervlak.