Aan het eind van de zomer ruikt het water een beetje groen. Het heeft een hele winter voor zich om op te frissen. Dan behoort deze plek weer tot de winterzwemmers, hoewel we maar een hoekje nodig hebben. Een muur van opgestapelde boomstammen zorgt voor wat beschutting tegen de wind. Het blad van een overhangende meidoorn beschermt tegen regen, voor zolang het duurt. Het veld zal zo’n twintig bij dertig meter zijn, omzoomd door bomen. De lange zijde aan de zuidkant grenst aan het water. Vanaf de houten beschoeiing loopt de zandbodem tussen brede rietkragen geleidelijk naar beneden. Voorbij het riet begint de diepte.
‘Ga je het weer proberen?’ vroeg iemand begin september. ‘Proberen? Doen!’ was mijn naar overmoed hellende antwoord. De door mij getoonde stelligheid was niet op zijn plaats. Een bescheidener houding past het tegemoet treden van het koude water. Het is nog maar afwachten of het zwemmen dit najaar net zo voorspoedig gaat als het vorige. Laat ik het inderdaad proberen. Ik ga proberen weer vier tot vijf keer per week bij de Plas te zijn voor een duik. Hoe vaker ik ga, heb ik gemerkt, des te makkelijker het is.
De groep is veel kleiner dan die geweest is. Hij bestond ooit uit twintig mensen en nu zijn we met vier. Ik haal de gemiddelde leeftijd omlaag. Kees wordt, bij leven en welzijn, volgend jaar negentig. Vergeleken met hem zijn Willem en Frans nog jong.
We hebben geen appgroep. Het is elke dag afwachten wie er ’s middags rond de vaste tijd aanwezig is. Meestal is er wel iemand. We wisselen elkaar af met zwemmen, zodat degene op de kant een oogje in het zeil kan houden bij de kleding. We bespreken de weersomstandigheden en de watertemperatuur. Ik denk dat we wel steun hebben aan elkaar.
Het komt voor dat ik in mijn eentje ben. Op zich niet erg voor een keer. Het nadeel is dat ik mijn spullen niet onbeheerd achter kan laten, of niet wil. Ver zwemmen zit er dan niet in. Ik pendel heen en weer met het veld continu in een ooghoek. De kans op een kwaadwillende passant is klein. Mocht toch iemand mijn kleren wegnemen, dan heb ik een probleem. Behalve mijn huid heb ik niets. Echt niets.
Het veld is bestemd voor naaktrecreatie. In de jaren zeventig heeft een groep liefhebbers het op onofficiële wijze zich toegeëigend. Waarvoor dank. Later heeft de beheerder een bordje geplaatst, dat nu volledig verroest is en waarvan de tekst al decennia niet meer valt te lezen. Geeft niet, bijna iedereen weet het. En zo niet, dan komt die persoon er wel achter, als die hartje winter nietsvermoedend de hond uitlaat, op doortocht langs het veld komt en daar een figuur met rood uitgeslagen huid de wal op ziet stappen, terwijl in een beschutte hoek een paar anderen goed ingepakt met de armen staan te zwaaien en al springend proberen op temperatuur te komen. Heb je dat beeld? Daar ben ik graag weer onderdeel van.