Bushalte

 

Op een middag begin januari werd op de Tigrisdreef een vrouw aangereden door een auto. Kort daarna kwam ik langs, terug van de Plas, en zag haar liggen. Vijf meter verderop een schoenlaarsje. Nog iets verder een kleine, rode auto. Meestal onthoud ik model en merk. Een jongeman, kennelijk de bestuurder, liep met een telefoon aan zijn oor. Vier omstanders begonnen zich te bekommeren om de vrouw, wiens leeftijd later in de krant stond. Voor mij leek er op dat moment niets nuttigs toe te voegen, dus fietste ik door.

Om de hoek bedacht ik nog dat ik mijn grote winterjas als een deken over haar heen had kunnen leggen. Het was koud. Daarom had ik die jas na het zwemmen ook hard nodig. En wanneer krijg ik hem terug? Wat zit er allemaal van waarde in de zakken? Wordt hij vies? Ik merkte dat er veel gedachten door mijn hoofd gingen die er niet toe deden. Ik was al thuis.

Toen ik een kwartier later naar school liep, was de weg afgezet. Een traumahelikopter landde op het naastgelegen grasveld. Langs de afzetting hadden zich plukjes mensen verzameld. De vrouw lag nog op het asfalt. Verpleegkundigen of artsen waren druk bezig iets te doen. De afstand was te groot om te zien wat.

Mijn oudste bleek al via een andere route naar huis te zijn gelopen. Met de jongste ging ik langs de rood-witte linten. Hij besteedde precies zoveel aandacht aan het schouwspel als ik had willen doen: geen. Ik bleef toch nog even staan. Er gingen geruchten dat het om een zeventienjarig meisje zou gaan. Sommigen wisten zelfs al meer feitjes over de achtergrond van het slachtoffer. Het duurde lang voor ze met de helikopter naar het ziekenhuis kon. Ik heb er niet op gewacht.

Acht maanden later komt het tafereel opnieuw tot leven.

De weg is nu afgezet over een lengte van zo’n vijfhonderd meter. Bij de bushalte staat een gelede stadsbus. Het rode autootje is ter plekke. Er zijn camera’s en meetapparatuur aan bevestigd en de kentekenplaten zijn afgeplakt. Er zitten twee stevige agenten ingepropt. Ze rijden meerdere keren met verschillende snelheden langs de stilstaande bus.

Dit is precies de situatie waar ik de kinderen vaak voor gewaarschuwd heb: ‘Altijd wachten tot de bus weg is bij de halte, zodat je kunt zien of er iets aankomt.’ Ik blijf er zelf ook alert op.

De kwestie van onderzoek voor de politie is waarschijnlijk of de automobilist de maximumsnelheid heeft overschreden. Het autootje rijdt nogmaals hard over de weg, die angstvallig vrijgehouden wordt van ander verkeer. Het komt vandaag niet in botsing.

Het is eind september en een stuk warmer dan in januari, niet dat het een klap minder erg zou maken. Je ziet het nog gebeuren: het machtige lichaam van die bus, de snelheid van de auto, een onbewaakt ogenblik, een afleidende gedachte misschien of een beetje haast. Ze kwam achter de bus vandaan, hij kon haar niet ontwijken.

Ze heeft het ongeluk niet overleefd. Achtentwintig was ze.