Ongesneden

 

Een paar jaar terug moest je op zaterdagochtend nog buiten aansluiten. Wringend deed ik een stap in de winkel, reikend naar het nummertjesapparaat, soms om er daarna op attent gemaakt te worden dat het display niet werkte. In dat geval kwam er enige communicatie aan te pas: ‘Was u de laatste?’ ‘Nee hoor, die mevrouw is voor u en nu bent u de laatste. Haha.’ Glimlachen maar.

Er konden ook misverstanden ontstaan.

‘Pardon, meneer.’

‘O, ik dacht dat ik voor u was.’

‘Nee hoor, ik was eerder binnen, misschien had u mij niet gezien.’

‘O.’

‘Maar gaat u maar hoor.’

‘Nee nee, ieder op zijn beurt.’

‘Nee, gaat u maar.’

‘Zeker weten?’

‘Zeker, toe maar.’

Zoiets maak je er niet meer mee. Vijf dames stonden destijds achter de toonbank. Nu kunnen ze het makkelijk met z’n tweeën af.

Het brood is hetzelfde gebleven. Het banket ook. De gevulde koeken behoren tot de beste van het land. Ik nam ze een keer mee naar mijn oma, die weduwe is van een banketbakker, en zij was erg onder de indruk. Dat zegt genoeg. Naast mijn eigen smaak natuurlijk. En die van Melanie.

Ons bakkertje is de beste. Daarbij, we houden niet van supermarktbrood. De kinderen wel, maar die weten nog niet waar ze van moeten houden. Ik haal meestal volkoren, per twee of drie tegelijk, ongesneden. Dat is belangrijk, niet van die magere sneetjes. Die hebben de kinderen weliswaar liever, maar die weten nog niet waar hun voorkeur naar uit moet gaan. Ik doe de boodschappen, dus ik beslis.

Het is alleen de vraag hoe lang ik nog de keus heb. De nieuwe sluitingstijd van de winkel is een veeg teken. Voorheen was die tot vier uur ’s middags open. In de zomerweken werd dat, bij gebrek aan klandizie, vervroegd naar één uur. Twee jaar terug bleef dat ook in het najaar zo, en in de winter en in het voorjaar. Blijkbaar was het hard nodig om in de personeelskosten te snijden.

Het valt inderdaad ook doordeweeks op dat er steeds minder klanten zijn in de bakkerswinkel. Het zal niet makkelijk zijn het hoofd boven water te houden met het kwade daglicht waar brood tegenwoordig in staat. Daarnaast snoepen de nieuwe Turkse bakker en de nieuwe Marokkaanse bakker in het kleine winkelcentrum ongetwijfeld wat af van de oude Nederlandse bakker. En er zijn vast nog andere factoren, waar ik geen zicht op heb.

Enige hoop is gevestigd op de fonkelnieuwe supermarkt die onlangs zijn deuren opende. Mogelijk heeft die een aanzuigende werking waar de andere winkeliers van kunnen profiteren. Ik ben er gaan kijken en schrok van de achterwand. Die bestaat voor twee derde uit transparante bakken met een uitgebreid assortiment broodjes, voor ieder wat wils. Dit zou weleens de nekslag voor het bakkertje kunnen zijn. Het deed pijn in mijn buik.

Ik blijf op het beste hopen, maar vrees tegelijk dat ik binnenkort echt de laatste zal zijn, de laatste klant. En dat onze kinderen hun zin krijgen.