Ik heb niets tegen honden, ik vertrouw ze alleen niet. Of impliceert dat dat ik wel iets tegen honden heb? Nou goed, ik heb iets tegen honden. Soms tegen een individu van de soort, altijd tegen het concept in het algemeen. Er zijn er intussen erg veel, honden en hondjes. Ik wil dat wel even opzoeken. Volgens puppyplaats.nl – betrouwbaarder is er niet – worden er momenteel in Nederland 2,2 miljoen gehouden. Dit op zich lijkt me al een probleem.
En die mening is echt niet alleen maar terug te voeren op dat ene incident.
Ik weet niet meer precies hoe oud ik was, vijftien misschien. Ik bezorgde een zondagskrant in de wijk en op het achterliggende bedrijventerrein. Geen idee eigenlijk wat een zondagskrant te zoeken had op een bedrijventerrein, waar op zondag alles dicht bleef. De enige woning was een verdwaalde bungalow. In die tijd kende ik bungalows alleen van Sporthuis Centrum. Hier stond er eentje in het wild tussen de blokkendozen van distributiecentra, metaalbewerkers, een cateraar en wat kantoorpanden. Geen mens te bekennen.
Wel een hond. Die zat altijd achter de voordeur van de bungalow. De brievenbus zat in de deur. De hond trok de krant, nadat ik die er een klein stukje ingestoken had, verder door de brievenbus.
Op een van de ochtenden stond de deur wijd open. Het zal toch niet heel warm zijn geweest, want ik had mijn winterjas aan. Dat weet ik goed, omdat de tanden er moeiteloos doorheen gingen. De hond lag op de mat. Ik gooide de krant achter hem in de hal. Een beetje dom, dat wel. Mijn reflex van terugtrekken bleek eindeloos veel trager dan de zijne van toehappen.
Lijkbleek kwam ik thuis. Pas daar heb ik gekeken wat de schade was. De ernst van de verwondingen viel mee. Nog wel naar de eerste hulp geweest voor een tetanusprik. Hechtingen bleken niet nodig. Het was vooral de schrik die er goed in zat, die er blijkbaar nog in zit.
Het wantrouwen is van blijvende aard. Dat kan ik na dertig jaar wel zeggen. Ze moeten gewoon uit de buurt van mijn kuiten blijven. Ook geen gesnuffel, en al helemaal geen agressief gegrom, niks, wegwezen.
Het park hierachter kent gelukkig diverse territoria. Er zijn gebieden waar honden niet mogen komen, gebieden waar ze aan de lijn moeten en gebieden waar ze los mogen lopen. Begrijpelijkerwijs vermijd ik die laatste zoveel mogelijk. Je loopt er kans een vrouw tegen te komen van hondenuitlaatservice Kwispel. Of iets dergelijks. Ik zie haar weleens van een afstandje. Met een roedel van divers allooi beweegt ze zich traag over de graslandjes. Dat is daar en ik ben hier, dan is het goed.
Mijn echte ongenoegen is pas gewekt, mijn gevoel voor rechtvaardigheid aangetast, mijn verontwaardiging groeiende, als, zoals van de week, een stel met twee loslopende mormels mijn huisdiervrije gebied doorkruist. Ik slik de vraag of de dame en heer op de hoogte zijn van de regels weer in.
Volgende keer, beloof ik mezelf in het voorbijgaan, ga ik vriendelijk blaffen.