Bedding

 

We verbleven in de zomervakantie twee nachten op een camping langs de Dordogne. De eerste avond had ik een luie stoel gepakt en zat ik anderhalf uur op de oever naar de rivier te kijken. Ongestoord en in stilte. Het water voor me stroomde zichtbaar en vrij vlot. De maan verscheen. Verder gebeurde er niets.

De situatie nodigde uit om in gedachten te filosoferen over het wezen van de rivier. Is dat de bedding? Is dat het water? Kun je wel spreken over iets dat bestaat? In ieder geval is de rivier op geen enkel moment hetzelfde. Als er iets wezenlijks aan een rivier is, dan is het wel verandering. Ik realiseerde me meteen niet erg origineel te zijn met dit idee. Toch voelde het heel oorspronkelijk zo met het water op een paar meter van mijn voeten.

Zo kon ik ook mijn gedachten herkennen als een stroom en ze laten komen en laten gaan. Over wat de bedding moest zijn had ik niet een heel duidelijk idee. Niet mijn hoofd in ieder geval, eerder mijn buik, misschien mijn adem. Het komt en het gaat. Het mocht wel zo. Het mocht van mij wel blijven duren.

Een stel zat een tijdje op een bankje vlakbij. Dat leidde me nauwelijks af. Ik zat gewoon goed, had uitzicht op het water en verder gebeurde er nog steeds niets. Er gebeurde niets tot ik besloot de stoel op te pakken en terug te lopen naar de tent. Dat was het.

Terwijl ik voorgaande schreef, kwamen onwillekeurig de treinritten in me op van mijn ouderlijk huis naar mijn studentenkamer. Op zondagavond van Leiden naar Utrecht. Van de weilanden buiten was weinig te zien. De ruiten spiegelden oneindig zichzelf en de stille coupé met mij erin. In cadans van station naar station. Dan mocht van mij de reis immer voort de nacht in, eerst richting Duitsland en daarna verder naar een onbenoembaar oord. Daar maakte ik me niet eens een voorstelling van.

Het liefst wilde ik zo eindeloos verblijven, net als bij de rivier, terwijl er niets gebeurde. Overstappen zou zinloos zijn. Betovering willen vasthouden gaat onherroepelijk over in fijnknijpen. Hem opzoeken is bovendien een onbegonnen zaak. Het overkomt je of het overkomt je niet.

November nadert zijn eind terwijl er niets noemenswaardigs is gebeurd. Ik moet het nu blijkbaar doen met herinneringen. Of heeft dat terugdenken me juist opgewarmd voor enkele verse momenten in mijn element?

Op de voorlaatste dag van de maand wandel ik naar de Plas. Het veld daar is drassig. Volgens de thermometer van een andere zwemmer is het water gedaald tot acht graden. Het duurt op de terugweg even voor ik weer warm ben. Ik heb de tijd. De handschoenen voorkomen niet dat mijn handen koud blijven. Mijn voeten besluiten desondanks een omweg te nemen. Bij het volgende keuzepunt plakken ze er nog een stuk aan vast en daarna nog twee keer. Vlakbij huis, met inzettende schemering, besef ik dat dit wandelen zo wel mag blijven duren. Gewoon blijven gaan. Verder hoeft er niets te gebeuren.