Brief

 

Wijzigingen dienen te worden doorgegeven met een digitaal formulier, behalve die in mijn lichamelijke en geestelijke toestand. Informatie daarover wordt door een arts beoordeeld. Papier is het aangewezen medium. Met de tong tussen mijn tanden heb ik zitten tikken, daarna afgedrukt en ondertekend. Linksboven op de envelop staat in dikke letters: `medisch geheim’. De brief is de deur uit. Hij zal de postkamer van de uitkeringsinstantie inmiddels wel gepasseerd zijn. Een bevoegd persoon sorteert binnenkort op afdeling. Er is geen weg terug.

Ik ontvang een uitkering in het kader van de Wajong, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. Zo heel jong ben ik niet meer. Dat was ik toen ik gehandicapt raakte. Het is de vraag hoe gehandicapt ik nu nog ben. Ik ben bereid, ongeacht de uitkomst, daarover met een arts van gedachten te wisselen. Met zoveel woorden staat het niet in de brief. Als er net als bij de vorige van anderhalf jaar geleden geen reactie komt, laat ik het zo.

Het gaat goed zoals het gaat. Ik heb geen behoefte om veel geld te verdienen, of per se zelf geld te verdienen. Dat ik voorstander ben van het basisinkomen staat hier niet geheel los van. Ik heb er nooit moeite mee gehad geld voor niks te krijgen. Ik voel daar geen schuld over, als zou ik de samenleving, en daarmee mijn medemens, benadelen. Ik ben er dankbaar voor dat dit kan, dat dit vangnet bestaat. Het stelt me in staat me te richten op het in mijn ogen zinvol invullen van mijn leven.

Ter verdediging, als die toch verlangd wordt, kan ik mijn twee vrijwilligersbaantjes aanvoeren. Ik begeleid online mensen met een psychiatrische achtergrond bij het schrijven van hun herstelverhaal. Ik wandel binnenkort weer met een oude dame uit het verzorgingshuis. Iemand moet het doen. Het schept voldoening.

Het kan wel zo. Ik ben er voor mezelf, mijn naasten en een paar anderen. Prima, al zeg ik het zelf. Daarnaast beschouw ik uit handen blijven van de hulpverlening al als een verdienste. Als je het zo wilt zien: dat scheelt geld en menskracht.

Getriggerd door mijn eigen initiatief, het sturen van die brief, blik ik voorzichtig vooruit. Zoals mijn leven ingedeeld is en hoe ik inspanning ervaar, verwacht ik niet veel te kunnen werken. Drie ochtenden misschien, met weinig tot geen mensen om me heen. Er blijft altijd zo belachelijk veel aan me kleven. De energie die dat kost, besteed ik liever aan iets anders. Mijn creativiteit en kracht komen het best tot uiting bij een flinke mate van vrijblijvendheid. Ik wil bijtijds kunnen bijsturen.

De arts gaat lezen dat het wat beter gaat. Het is afwachten hoe hij of zij mijn woorden interpreteert. Ik had nog gedacht om de spellingscontrole achterwege te laten. Ik heb zelfs overwogen een paar terugkerende taalfouten in te voegen, het equivalent van ongeschoren, slordig gekleed en onwelriekend op een afspraak verschijnen. Niets daarvan. Ik betreed het strijdperk met open vizier en een beetje bevreesd. En zie wel wat ervan komt.