In mijn herinnering was er één deur. Zwaar hout, goed in de lak, op slot. In de vroege ochtend had ik er een tijdje tegenaan gezeten, wachtend tot hij open zou gaan. Erachter woonden vast en zeker enkele geestelijken, monniken, die me toegang tot het gebouw zouden verschaffen, die mijn nood zouden lenigen.
Het was begin maart. Het jaartal ben ik kwijt. Iets had me doen besluiten in een rechte lijn naar Jeruzalem te lopen om daar vrede te brengen. Bij de toegang van een weiland liet ik mijn schoenen achter. Ik liep door een sloot. Mijn groene sweater met capuchon was nat tot aan mijn middenrif. Eronder droeg ik een leren broek. Kort na het koude bad bedacht ik net zo goed hier te kunnen blijven om mijn goede werk te verrichten. In Utrecht was genoeg te doen.
Op de weg terug belandde ik in De Meern. Toen ik tegen die deur ging zitten, was er nauwelijks verkeer. Ik dook weg voor de koplampen van een enkele passerende auto.
Vanuit een boom zong een merel, steeds een stukje en dan kennelijk wachtend op antwoord. In mijn oren waren het signalen naar de stad: ‘Hij zit bij mij hoor, hij komt eraan.’
De deur bleef dicht. Ik hoorde geluiden vanbinnen, maar het was blijkbaar nog te vroeg. Het wachten duurde me te lang en ik ging op pad, blootsvoets richting stad.
Deze week was ik onverwachts terug op de plek. De Meern is intussen ingelijfd door Utrecht en maakt onderdeel uit van Leidsche Rijn. Ik had de taak om bij de buurtteams flyers te bezorgen. Die bevatten informatie over de cursus digitaal herstelverhaal van Steunpunt GGZ, waar ik vrijwilliger ben en deelnemers begeleid bij het schrijfproces. Het is niet direct vrede brengen, maar toch goed werk. Ik geef het toe.
Het aardige is dat ik niet van tevoren van plan was om er een kijkje te nemen. Ik zoemde op de e-bike naar het relatief nieuwe gedeelte van de stad, mij grotendeels onbekend. De telefoon wees de weg. Toen ik over de Zandweg fietste, wist ik vrij goed waar ik me bevond. Toch verraste het me om ineens oog in oog te staan met het kerkje. Zo groot was het niet.
Op zoek naar die deur, waar ik haveloos tegenaan gezeten moet hebben, bleken er twee deuren te zijn, vrijwel identiek. De rechter, concludeerde ik al snel, moest de mijne zijn geweest. Dat wist ik vrij zeker. Zo sentimenteel raakte ik op dat moment ook weer niet, dat ik de deur per se aan wilde raken. Ik stond even stil en nam de omgeving in me op. Ik kon niet uitmaken of de enige boom die er nog stond, de boom was waarin die merel had gezongen.
Thuis zocht ik wat op. De website van de Marekerk toont een tekening met voorgenomen bouwplannen. Aan de zijgevel komt een soort kas. De deur wordt onbereikbaar, tenzij je de kerk binnengaat. Misschien binnenkort toch nog eens op de fiets erheen en de lak aaien.