Ik was na het zwemmen langs de supermarkt gegaan. Meestal hou ik wel zo’n beetje in de gaten wat er aan mensen rondloopt in een winkel. Het is een manier om mijn weg tussen de schappen te bepalen. Het was vrij rustig deze middag. Ik had als laatste een paprika in mijn mandje gelegd en was op weg naar de kassa. In het brede pad tussen links de vleeswaren en rechts het varkensvlees, het was niet anders, keek ik ineens een vrouw aan, die ik daarvoor niet had gezien.
Ze had een jong gezicht omlijst door lange grijze krullen. Onze blikken bleven een moment aan elkaar gehaakt. Daarna draaide ik weg. Ik weet dus niet wat zij toen deed. Ik kan verder geen uiterlijke kenmerken herinneren, behalve dat ze heel vriendelijk keek. Dat was niet vriendelijk met de bedoeling vriendelijk te zijn, alleen maar vriendelijkheid, uit een onpeilbare diepte. Ze lachte of glimlachte niet, en toch bezat ze de ontspanning van een lach.
Je zou het open kunnen noemen. Of uitnodigend. Een warme uitstraling. Allemaal woorden. In ieder geval was ik de volgende stappen richting kassa licht van de wijs door deze ultrakorte ontmoeting. Ik kreeg de indruk dat ze meteen alles had gezien wat er bij mij werkelijk toe deed. Ze was misschien ook aantrekkelijk en knap. Ik wilde echter niet haar hebben, ik wilde hebben wat zij had.
Tijdens het afrekenen keek ik om me heen naar andere mensen om te zien of het aan mij lag, of ik tijdelijk vanwege het een of ander een roze bril droeg. Alle anderen kwamen flets op me over.
Buiten overwoog ik te wachten op de vrouw en haar aan te spreken. En dan wat? Dat heb ik niet gedaan. Het kon de betovering van daarvoor alleen maar verpesten.
Zonder dat ik het terug kon halen, is haar gezicht me de rest van de middag bijgebleven. Eigenlijk vooral wat het met me deed heb ik onthouden. Dit komt maar zelden voor. Het gaat hier niet over op slag verliefd zijn. Ik haast me te zeggen dat ik niet veel gelukkiger kan zijn dan nu met Melanie. Ik weet niet zo goed wat het wel is. Het heeft, denk ik, iets te maken met het herkennen van mezelf in de ander, of andersom. De wens ook zo te zijn kwam sterk naar voren. Warmte in overvloed met gepaste reserve gebracht, zonder daar moeite voor te hoeven doen.
Van de andere kant weet ik uiteraard niet wat zij in die korte tijdspanne zag. Ik keek snel weg, uit angst te verdrinken, uit angst ongepast lang te kijken. Dat is misschien wat ze zag, een bange man. Zou goed kunnen. Of maak ik dat er nu zelf van? In mijn eigen ogen ben ik nog steeds op veel vlakken terughoudend vanwege angst. Het lukt me minder goed dan ik zou willen om met overgave naar buiten te treden. Dus ja, ik ben best een bange man, maar wel eentje met een duidelijk verlangen.