Ik was een stuk jonger dan nu. We hadden een kind van bijna anderhalf en de tweede was op komst. In opdracht van de verhuurder werd de keuken van onze flat vervangen. Het plafond werd opnieuw gestuct en de asbesten vloertegels gingen eruit. In de periferie van alle activiteit hing ik dagen doelloos rond. Ik kon mijn draai niet vinden in mijn eigen woning.
Ik bood een keer koffie aan, daar hadden de werklui wel oren naar. Maar het water was net afgesloten. Ik snelde met de koffiepot naar boven om buurman Hans te vragen hem te vullen. Hij liet me binnen en zal iets gezegd hebben als: ‘Kom eerst even zitten. Wil je koffie?’ Dat was het begin van zijn mentorschap.
Het was niet de eerste koffie die hij me aanbood en er zouden er nog veel volgen. Soms zaten we in de keuken, maar meestal in de woonkamer aan tafel met uitzicht op het park. We keken tegen de boomkruinen aan. Een verzameling beestjes van onder meer glas versierde de vensterbank. Het zou ook kunnen dat ze in het raamkozijn stonden. Ik ben slecht in het opslaan van details. Ik weet nog wel dat Hans altijd mijn beker dampende koffie eerst op de VPRO-gids zette, om vervolgens het geheel naar mij toe te schuiven.
De onderwerpen die we bespraken waren te uiteenlopend om zo even te kunnen noemen. Hij was het meest aan het woord. Hij vertelde verhalen, ik luisterde en knikte voornamelijk. En ik deed mijn best ze te ontrafelen en een eventuele onderliggende strekking mee te krijgen. Dat hij meer wilde zeggen dan hij zei, was wel duidelijk. Het was een puzzel wat precies.
Het kwam vaak voor dat ik in de dagen na een ontmoeting meende te weten waar hij op doelde en wat dat voor mij persoonlijk betekende. De volgende keer beklom ik opgetogen de trappen, vastberaden te laten zien dat ik het had begrepen. Dat lukte vrijwel nooit. Ik zat er net weer naast of er was iets anders waar ik mijn aandacht op zou moeten richten. Ondanks de terugkerende frustratie, bleef ik gaan. Hij liet me steeds weten welkom te zijn.
Het was een periode waarin ik behoefte had aan een ouder iemand die me een beetje richting gaf. Ik schat dat het acht jaar heeft geduurd. Ik ben veranderd, mede onder invloed van wat hij vertelde. Later besefte ik pas dat het lang een droom van me was geweest om een ouder en levenswijs persoon tegen te komen. Dat was Hans dus.
Hij leeft nog, hoor. We wonen verder bij elkaar vandaan, niet meer in hetzelfde gebouw. We zien elkaar af en toe bij de bakker. Ik ga nog sporadisch bij hem langs, te weinig, hoor ik me schuldbewust denken. Maar het is ook zo dat de noodzaak ontbreekt er nog iets van te leren. Zo gaat dat. Ik hoef hem bovendien niets meer te laten zien.
Met die gedachte ga ik binnenkort nog maar eens langs. Hou je vast, Hans, ik kom eraan!