Consult

 

Afspraken met hulpverleners daagden uit om met iets te komen. Ze moesten benut worden en ergens toe dienen, die gesprekken, ook als ik op dat moment best zonder kon. Toen ik regelmatig iemand zag, had ik altijd wel wat. Dit liep niet, dat zat tegen, het ging niet zoals ik wilde. Of het ging best goed de laatste tijd, maar zus en zo en dit en dat. Een gesprek op de poli schiep verwachtingen en ernaartoe fietsend vulde ik die alvast in. Het kwam ook voor dat ik opgeruimd en monter de spreekkamer betrad en er ter plekke toch iets aan de hand bleek. De constructie hield zichzelf in stand.

Ook als ik nu iemand zou zien, heb ik best nog wel wat. De noodzakelijke vinger aan de pols houden betekent altijd alert zijn op afwijkingen. Mijn goede oude psychiater leerde me dat er drie pijlers zijn bij het beoordelen van een manie of een depressie. Er is gevoel, er zijn gedachten en er is gedrag. Die variabelen na te gaan is een handzame manier om te zien hoe het ermee is.

Neem bijvoorbeeld dit moment. Vooral het gevoel zit in de min. Ik loop het grootste deel van de dag rond met een hoofd als een suikerbiet, een lachje kan er nauwelijks af. Daar voel ik me dan niet eens zo slecht bij. Je kut voelen is niet altijd klote.

Wat mijn gedachten betreft springen twee dingen in het oog. Om te beginnen denk ik al weken onmatig laag over mensen die ik op straat zie. Die is te dik, die rijdt te hard, die praat te luid, die heeft geen controle over zijn hond (neem dan geen hond!) et cetera. Deze aanhoudende stroom van afwijzingen is vooral zo vermoeiend omdat ik me er maar al te goed van bewust ben.

Het tweede aspect is het fantaseren naar aanleiding van dingen die hadden kunnen gebeuren. Een bijna-ongeluk is daar het beste voorbeeld van. Ik zie veel mogelijke rampen en bedenk daarbij hoe ik zou handelen als die echt gebeurden. Eerst 112 bellen, of dat aan anderen overlaten, de slachtoffers bijstaan, wat kan ik doen, wel eerst mijn fiets op slot, je zal net zien dat iemand ermee vandoor gaat als ik goed werk verricht, het kan allemaal, of zou ik de veroorzaker eerst eens goed verrot schelden? Ik kan niet ophouden het te verzinnen. Dat het door mijn hoofd gaat is kenmerkend voor een meer neerslachtige periode.

De factor gedrag is het meest geruststellend. Ik slaap goed. Ik ben redelijk actief wat bewegen betreft. Ik heb niet meer moeite dan anders met de dingen die moeten gebeuren. Eetlust: check. Zin in seks: check. Niks alarmerends. Het gaat wel zo.

Dit gaat weer plaatsmaken voor iets anders. Of dat nu beter is of slechter, maakt eigenlijk niet uit. Maar ik ben maar een mens en hoop toch altijd op ietsje beter.

Wat gedrag nog aangaat: schrijven lukt. Bij het ontbreken van hulpverleners ventileer ik dit maar even zo. Met je welnemen.