Mierig

Ik heb vanochtend het woord prozaïsch opgezocht in de Dikke van Dale, de elfde uitgave uit 1984: niet verheven, alledaags, nuchter. Het woordenboek is naar hier verhuisd toen mijn ouders een heel stuk kleiner gingen wonen. De drie delen staan vooral ornament te zijn naast de tv, die veel vaker wordt geraadpleegd.

Ik ga doorgaans, als ik meer over een woord wil weten, te rade bij woorden.org. Het is een armere methode, maar wel veel handiger en sneller. Armer onder meer omdat ik in een woordenboek van papier al zoekende meer lemma’s tegenkom, en mogelijk daardoor ideeën opdoe. Handiger en sneller omdat het internet is.

Heb ik het mis of wordt prozaïsch vooral in minachtende zin gebruikt? Het is maar alledaags. Daar geeft Van Dale geen uitsluitsel over. De omschrijving op woorden.org zegt het volgende: gewoon, helemaal niet bijzonder. Dat klinkt in mijn oren niet positief. Wie wil nou iets dat helemaal niet bijzonder is? Wie waardeert het gewone? Misschien waren er in 1984 mensen voor wie dat opging. Het moet nu allemaal uitzonderlijk, het hele leven, elke dag.

Ik verveel me. Van Dale zegt bij zich vervelen: geen tijdspassering hebben, niet weten wat te doen en daardoor landerig gestemd zijn. Landerig vervolgens: het land hebbende, slecht geluimd, niet opgewekt, vervelend, zonder fut. Overigens geeft de website bij zich vervelen: niet weten wat te doen of saai vinden wat je aan het doen bent. Landerig komt niet voor in de beschrijving, is in mijn online woordenboek helemaal niet te vinden.

Er komen daarentegen in het online puzzelwoordenboek 18 synoniemen van landerig naar voren, waaronder mierig. Mierig hoef ik niet eens in het zoekvak van woorden.org te typen, geen kans. De Dikke verwijst weer terug naar landerig, maar noemt ook lastig en geeft daarbij als voorbeeld: dat kind is zo mierig vandaag. Wil degene die dat als laatste gezegd heeft zich melden bij de balie. Er staat me nog wel bij ooit gehoord te hebben: ‘Loop niet zo te mieren!’

Er bestaat ook mierigheid, althans in 1984 bestond het nog. Dat brengt me ertoe het door de enigszins overeenkomende klank opborrelende meligheid op te zoeken. Meligheid is online eenvoudig hoe melig iets of iemand is. Het woord blijkt vroeger niet te hebben bestaan. 34 jaar geleden nog maar, ik was twaalf. Er was in mijn beleving meligheid alom, vooral onder meisjes. Ik deed er zelden aan mee, en nog niet, helemaal niet meer eigenlijk. De laatste keer dat meligheid bij mij de overhand nam, was dat diep beledigend voor een tafelgenoot. Je wilt het niet weten. Of wel, maar ik vertel het niet.

Melig zonder -heid erachter was er in 1984 wel, maar liefst met vijf betekenissen, waarvan de tweede luidt: niet fris, flauw, lusteloos; erg, verschrikkelijk, zeer; flauw-grappig. En dan dus nog vier andere, het wordt er niet duidelijker op. De website is compacter en geeft er twee. De eerste gaat over vruchten. De tweede luidt: in een stemming dat je steeds moet lachen, ook al is er niks echt leuk.