Het liet maar niet los dat ik nog niets had. Het werkte op mijn gemoed. Talloze ideeën en beginnetjes waren de revue gepasseerd. Van twee stukjes had ik al een heel eind geschreven. Er kwam niets uit dat het publiceren waard was.
Laat dan maar. Of nee, misschien kan ik, of moet ik tegen beter weten in nog… stop! Ik moest maar eens een flink stuk wandelen. Het was uitstekend weer. Buiten.
Ik zou eerst een stukje met de bus. De bus is een personenbusje voor een man of twaalf, ik denk dat je het een buurtbus zou kunnen noemen. De lijn gaat eens per uur van Overvecht naar Loosdrecht. De dichtstbijzijnde halte is tien minuten lopen. Het maakte me iets opgewekter dat ik dat alvast had gered.
Bij de halte stond een elektronisch informatiebord waarop aangegeven werd hoe laat de volgende bus vertrok. Ik was ruim op tijd om hem te halen. Toen verdween hij echter van het scherm. Dan hoef ik niet, dacht ik, dan loop ik naar huis, maak ik een rondje door het park en kan ik ’s middags alsnog wat schrijven. De bus kwam toch op tijd aanrijden.
Het apparaat om in te checken was met plastic ingepakt. ‘Ga maar lekker zitten’, zei de chauffeur in reactie op mijn vragende blik. Een jongen met lang haar, die ook een meisje kon zijn, zat al. Hij of zij hing eigenlijk meer. In de tweezits daarachter zat een meisje, keurig rechtop. Ik nam rechts van haar plaats op een enkele stoel. De rit ging over bekend terrein.
Maar ik was er niet bij met mijn hoofd en stapte veel te vroeg uit, misschien wel vier kilometer van het punt dat ik in gedachten had gehad. Ik was zo gefocust op waar ik in het langgerekte dorp Tienhoven eruit wilde, de laatste halte voor de bocht, dat ik in Westbroek, het langgerekte dorp daarvoor, al naar de bocht uitkeek. Toen ik de rood-witte signalering in het vizier kreeg, verzocht ik de chauffeur bij de naderende halte te stoppen.
Nu stond ik in het verkeerde dorp, inwendig tierend en vloekend. Daar hielp de vriendelijke groet van een oud mannetje niet tegen.
Vooropgesteld dat ik op de juiste plek was uitgestapt, wat overigens eerder wel is gelukt, kon ik met een grote boog terug naar huis lopen. Het plan was geweest om een wandeling van vijftien kilometer te maken. Met de nieuwe omstandigheden zouden het er negentien worden. Daar had ik nou net geen trek in.
Ik liep in de richting van het beoogde beginpunt, maar wist al dat ik af zou slaan om een kortere weg terug te nemen. Het kwam zo uit dat die langs de Plas voerde. Het was een tijd geleden dat ik in mijn eentje een duik had genomen. Dat deed ik.
Ik was voor de lunch thuis, kon een dutje doen en had verdomme de hele middag de tijd om te schrijven. Dat heb ik ook maar gedaan. Echt blij was ik nog niet.