Het was in de voorjaarsvakantie. Ik deed dingetjes die aan het gevoel iets gedaan te hebben niets bijdroegen. Ik belde een firma over een onterechte aanmaning. Ik ontkalkte de waterkoker en de koffiemachine. Ik belde een andere firma over een ander wissewasje. Ik haalde medicijnen en deed boodschappen. Bevrediging bleef uit.
Van het smeren van mijn fietsketting verwachtte ik op dat vlak ook niet veel. Het is zo’n klein kutklusje (‘kut’ als aanduiding van iets vervelends wordt inmiddels alom geaccepteerd, ik wil niet achterblijven). Het is zo’n kutklusje waar ik alleen aan denk als ik op een stil stuk fietspad de tandwielen en schakels over elkaar hoor schuren. Het is vooral kut, omdat op het moment dat ik even tijd heb en bedenk wat ik zal doen, ik er niet aan denk. Of dat ik er wel aan denk en me realiseer dat het smeermiddel op is en ik eerst naar de bouwmarkt moet, die zich niet op een plek bevindt waar ik regelmatig langskom.
Zo ontzettend erg is het ook weer niet. Kutjé zou ik daarom bijna zeggen, maar voel dat ik me dan juist op glad ijs begeef.
Ik weet het hoekje met fietsen en fietsonderdelen te vinden. Ik heb er intussen een fietsbel of vier gekocht. Om verschillende redenen begaven de toch eenvoudige apparaatjes het, twee keer vanwege een afgebroken duimhevel. Duimhevel ja, je kende het woord waarschijnlijk niet. Het is het ding waar je je duim tegen zet om de rinkelgewichten in de schaal aan het draaien te krijgen. Wist ik ook niet, die termen, opgezocht.
Ik kon de fietsbellen deze keer links laten liggen en vond al snel een spuitbus met tefspul. Nu hoefde alleen de fiets nog op zijn kop en de kettingkast open.
Ik heb een klassieke zwarte Gazelle, tamelijk zwaar. Mijn kettingslot hangt aan het stuur, ook zwaar. Het kwam niet in me op die eerst eraf te halen. Mijn aandacht ging bij het beetpakken van het frame naar de scheut in mijn onderrug. De fiets draaide ondanks dat in een vrij soepele beweging op zadel en stuur. Er was geen geluid bij, maar ik zag de duimhevel op het kettingslot terechtkomen. Mijn vrees daarbij was terecht: hij brak af. Kut!
Na het smeren van de ketting schroefde ik meteen de bel los en bedacht dat mogelijk in huis nog eentje rondslingerde. Dat was het geval. Hij lag te shinen in de vensterbank. Na montage bleek echter waarom hij daar had gelegen. Hij rinkelde niet, produceerde alleen een droog geluid. Dat is niet waarmee ik op mijn klassieke Gazelle door het land wil. Wat ongelooflijk kut, ik moest nog een keer naar de bouwmarkt wilde ik een werkende bel.
Ik inspecteerde toch of inwendige onderdelen van de oude fietsbel bruikbaar waren om die andere weer te laten klinken als een klok. Ingewikkeld, veertje, gepruts, lastig voor mijn dikke vingers. Misschien bood het verwisselen van de schalen uitkomst. Dat deed het. Het rinkelen klonk daarna verdraaid helder.
Daar kreeg ik even een stijf pikkie van.