Het was zeker vijftien jaar geleden dat ik voor het laatst had gevlogen. Blijkbaar vind ik het toch nodig om op die manier iets goed te praten. Het was niet mijn idee om te gaan, voor de elfde keer Schoorl had ik prima gevonden. De kinderen hadden nog nooit een vliegvakantie gedaan, dat speelde mee, die wilden dat een keer meemaken.
Onze bestemming was La Palma, het wandelparadijs van de Canarische eilanden. Dat het niet veel van wandelen zou komen, wisten we van tevoren. We zijn sowieso niet erg actief geweest: beetje zwemmen in het zwembad en de zee, dagelijks een wandelingetje naar een winkeltje met vers brood, een stukje lopen over de rand van een vulkaan.
We hadden een keer het plan om naar een uitzichtpunt te gaan en vanaf daar af te dalen. We zouden de auto in het badplaatsje beneden zetten en de bus naar boven nemen. Met een handige app had ik halte en tijden gevonden. Maar de bus kwam niet. We hebben zwemspullen gepakt en zijn aan het strand gaan liggen.
Een dag later gingen we alsnog naar het uitzichtpunt, maar dan met de auto. Het pad naar beneden bleek gesloten. We liepen er tweehonderd meter over en daarna dezelfde weg terug, waarna het weer tijd was voor ijs en bier.
Zo kabbelden de dagen voort.
Dan moet ik het tripje de oceaan op niet vergeten, om dolfijnen te kijken. In de haven was het water nog zo rustig. Buitengaats viel het ook nogal mee, er waren voldoende golven voor een flinke deining. De tocht zou ongeveer drie uur duren. Zolang het scheepje in flink tempo doorvoer was er geen probleem. Toen de dolfijnen in zicht kwamen en de motor stationair ging draaien en we speelbal werden, begon de zeeziekte bij mijn oudste en mij. (Het deinen begint weer, terwijl ik erover schrijf.) We waren niet de enigen. Benedendeks werd een kleine ziekenboeg ingericht met maar liefst vijf kinderen om ons heen die op de banken werden gelegd en een dekentje kregen. Wij hielden ons groot en zaten de reis zittend uit. De dolfijnen konden ons verder gestolen worden.
Die Atlantische Oceaan was toch wat de meeste indruk gemaakt heeft. We hebben hier de Noordzee. Het is me niet helemaal duidelijk waarom dat water anders is dan daar, misschien omdat ik weet van de uitgestrektheid, misschien omdat het zo groot is dat je er geen voorstelling van kunt maken.
Zoals gezegd zwommen we erin. Maar dan is het nog klein, beperkt tot de kunstmatig aangelegde baai. ’s Avonds zat ik op het balkon van het hoger gelegen appartement en had ik gelegenheid de massa op me in te laten werken. Geen moment hetzelfde, altijd in beweging en toch die kalmte. De macht.
Iedere ochtend direct na het ontwaken schoof ik het gordijn een stukje open om te zien of hij er nog was. Dat heb ik zeven keer gedaan. Hij is er vast nog steeds, ondanks dat ik een stuk heb meegenomen in het vliegtuig terug.