Assistente

Welkom. U belt met de huisartsenpraktijk. Toets 1 voor levensbedreigende spoed, toets 2 voor een herhaalrecept, toets 3 of wacht, dan krijgt u de assistente aan de lijn.’

‘… ’

‘Met de assistente, wat kan ik voor u doen?’

‘Ik bel over mijn psychische klachten.’

‘Ja.’

‘Ik ben er een paar kwijt.’

‘Misschien kan ik u verder helpen. Waar heeft u ze voor het laatst gezien?’

‘Als ik dat wist, zouden ze niet weg zijn.’

‘Laat ik het anders vragen: wanneer had u er voor het laatst last van?’

‘Vorige week nog, hoewel ik niet zeker weet of dat een klacht was. Het zou ook gezonde weerstand geweest kunnen zijn, die nou eenmaal bij het leven hoort, bij het mijne althans.’

‘Dat zou kunnen. Ik begrijp dat u daar nog voldoende van in huis heeft, van die weerstand.’

‘Zeker.’

‘Over welke klachten gaat het precies?’

‘Paniekaanvallen.’

‘Wanneer en waar heeft u die voor het laatst gehad?’

‘Dat was vorig jaar zomer, ’s avonds in de sprinter naar Amsterdam.’

‘Wat ging u daar doen?’

‘In die sprinter?’

‘In Amsterdam, bedoel ik.’

‘Met vrienden naar stand-upcomedy, ik zou ze daar ontmoeten.’

‘Leuk?’

‘Bij vlagen, maar dus niet op dat stoeltje op het treinbalkon. Ik kon geen kant op, moest ineens heel nodig plassen en dacht dat ik van de oplopende spanning op de vloer zou vallen. Ik ging heel hard denken dat ook dit voorbij zou gaan. Dat hielp niet. Het ging wel voorbij.’

‘En sindsdien?’

‘Foetsie. Hooguit af en toe een tikje tijdens het zwemmen. Daar heb ik de gewoonte bij ontwikkeld om te denken: laat maar komen.’

‘En dan?’

‘Dan gaat het weg.’

‘Jammer. En u zoekt het niet op?’

‘Wat niet?’

‘De spanning.’

‘Ik probeer het niet uit de weg te gaan.’

‘En verder? U had het over meerdere klachten?’

‘Ja, ik slaap goed. Geen idee waar dat om half vijf wakker worden en de slaap niet meer kunnen vatten is gebleven.’

‘Dat is om over in te zitten.’

‘Manieën. Depressie.’

‘U bent heel wat kwijt. Het zal niet meevallen.’

‘En dan die betrekkingsideeën. Ze zijn er nog, maar het is wel zoeken hoor. Spijkers op laag water.’

‘Houdt u nog iets over?’

‘De kwetsbaarheid blijft, makkelijk te raken. Dat ben ik van m’n lang-zal-ze-leven niet kwijt. En die weerstand natuurlijk, dat is een hardnekkig beest. Tegenzin, jongedame, tegen alles wat je maar kunt bedenken.’

‘Gelukkig. Is er nog iets in de plaats gekomen voor de verdwenen klachten?’

‘Dat zijn van die flauwiteiten als vastberadenheid, kwaliteit van leven, vertrouwen, hoop, hou op. Het is wennen.’

‘Begrijpelijk. Het is natuurlijk niet zeker dat de psychische klachten wegblijven.‘

‘Ik hoopte dat je zoiets zou zeggen.’

‘Het is niet te voorspellen of en wanneer ze terugkeren. Zal ik de dokter vragen of ze u erover belt? Of wilt u een afspraak?’

‘Liever een dubbele.’

‘Helemaal gelijk, dat is gebruikelijk als het over psychische klachten gaat. Kunt u vrijdagochtend half tien?’

‘Ja, dat kan.’

‘Tot dan meneer Verhoogt, sterkte met het verwerken van uw verlies.’