Ik stel me zo voor dat ik na lang dralen de winkel binnenstap. Of wacht, zonder dralen is beter: ik zet mijn fiets op de gracht en betreed resoluut de winkel. Het gaat om de grootste boekhandel van de stad en een van de grootsten van het land. Ooit, toen hij nog in andere handen was, bood ik er een zelf in elkaar gekopieerde dichtbundel aan. Tot mijn verbazing wilde de werknemer meteen vier exemplaren afnemen. Op een door hem verschaft A4-tje improviseerde ik een factuur. Ik moest de verkoopprijs en mijn marge nog bedenken. Daarna kreeg ik contant betaald.
Later kwam ik bij toeval iemand tegen die mijn bundel daar had gekocht. Het was de vriendin van een oudere man met wie ik op een gesloten afdeling verbleef. Ze vertelde dat ze het boekje op de balie had zien liggen bij de afdeling poëzie. Het bleef onduidelijk hoe ze mij als medepatiënt van haar vriend eraan had weten te koppelen.
De man sloeg aan het lezen en vroeg me naar de verschillende lagen in het werk en wat sommige regels en strofen betekenden. Ik had geen idee. De meeste gedichten waren ontstaan tijdens een eerder verblijf op een andere afdeling. Ik had er weinig bij nagedacht. Ze waren rechtstreeks uit mijn hart of andere lichaamsdelen op het papier gekomen.
Toen een psychiater, aan wie ik het boekje cadeau had gedaan, erover zei dat het een moeilijke thematiek was waar ik mee worstelde, begreep ik daar ook niets van.
Naar ik nu vermoed, en het is maar net hoe ik het wil herinneren, vond ik het vooral leuk om de rol van dichter te spelen. Ik deed maar wat en snapte er net zo veel van als mijn lezers. Doordat die man en zijn vriendin het zo serieus namen en mij op een voetstuk plaatsten, ging ik er zelf in geloven. De meest adequate reactie op dat moment was een beetje mysterieus doen en meegaan in het spel. Dat ging me goed af, misschien ook dankzij de staat waar ik in verkeerde.
Het is me niet bekend wat er met de andere drie exemplaren op de afdeling poëzie is gebeurd. Misschien zijn ze verkocht. Misschien belandden ze bij het oud papier. Het is oké. Naast mijzelf, tijdens het schrijven en het maken, hebben zeker twee anderen er plezier aan beleefd. Bovendien heeft dat soort dichten gedurende een lange periode me toch maar een, al zeg ik het zelf, fijne schrijfstijl opgeleverd. Het sijpelt door de jaren heen.
Ik meen nu beter te weten waar ik mee bezig ben. Er is vers werk om in te geloven. Dat zou over twintig jaar zomaar weer in een heel ander daglicht kunnen staan. Het weerhoudt me er niet van om straks, kort na het verschijnen, met mijn in eigen beheer uitgegeven boek de winkel te betreden. Deze keer is het weer helemaal zelf gemaakt. Alleen het printen laat ik aan anderen over. En ik heb nu het Centraal Boekhuis aan mijn zijde. Ik kan het verkoopsucces alweer ruiken.
—
foto: Fotodienst GAU, fotograaf – Het Utrechts Archief, catalogusnummer 116936
meer info over het boek: Er zijn zoete appels zat