Ik baalde vroeger ontzettend als ik de kinderen van school moest halen. Wachtend op het plein had ik weinig nodig om uit balans te raken. Zodra het kon, liet ik ze zelf naar huis komen.
Nu stond ik vanwege omstandigheden bij de middelbare school te wachten. Het duurde even. De telefoon bood wat afleiding.
Van rechts kwam een oudere vrouw met een boodschappentrolley aanlopen. Ze begon over de harde wind en dat de meeste bomen nog groen waren. Ik heb het grotendeels afgeleerd daar meer achter te zoeken dan wat er gezegd wordt. Ik lachte vriendelijk.
In een volgende zin vroeg ze wat voor werk ik deed. Op zo’n vraag is in mijn geval alleen een genuanceerd antwoord mogelijk, tenzij ik de honderd procent arbeidsongeschiktheid in de strijd werp. Ik heb eerder weleens bedacht dat in een vroeg stadium te moeten doen. Het mocht niet baten. Ze luisterde niet. De tang ratelde door. Ik bleef vriendelijk lachen.
Ik stond daar maar, terwijl het secreet met haar praatjes gehakt van me maakte. Het mens had het voorzien op mijn zwakke punt. Ze sloeg kennelijk aan op mijn herfstige blik. Er kwam een moment om te zeggen dat ze haar bek moest houden en doorlopen. Ik bleef glimlachen.
Ze wilde pas van wijken weten toen mijn kind op krukken bij de uitgang verscheen. Ze scharrelde verder. Van een afstandje voegde ze nog toe: ‘Zet ‘m op!’ Donder op, wijf. Al denk je waarschijnlijk van wel, je helpt voor geen meter. Integendeel. Bitch!
—
Er zijn zoete appels zat, een bundel met ruim tachtig blogs, is nu verkrijgbaar.