Ik was met een stapeltje flyers op campagne bij een huisartsenpraktijk. Vooral die flyers, over wandelcoaching, moesten, in al hun uitmuntendheid, het werk doen. Ik vroeg of er een paar op de tafel in de wachtkamer mochten. Dat mocht niet. De praktijk organiseerde zelf al wandelingen, weliswaar in groepsverband. Het was ook een bezwaar dat ik een beetje geld vroeg voor de activiteit. Ondanks dat het al snel een verloren zaak bleek, had ik toch graag nog een woordje klaar gehad.
Er is veel goeds te zeggen over wat ik te bieden heb. Op papier is dat ook helemaal voor elkaar, prima teksten op de flyer en online. Oog in oog met een hulpverlener die elke week meerdere initiatieven langs ziet komen, liet mijn overtuigingskracht te wensen over.
Van één zo’n tegenvaller kreeg mijn geloof in eigen kunnen een knauw. Het kan toeval zijn, die ochtend deed zich ook een omslag voor van een licht hypomane fase naar een gematigd depressieve. Ik had zoveel gewild, of gemoeten, beter gezegd. En ineens hoefde het, scherp uitgedrukt, allemaal niet meer.
Het meest voor de hand liggende in een klimaat vol prestatie en succes zou zijn om vervolgens door te bijten, de schouders eronder te zetten en het werk op te pakken waar ik was gebleven. Dat zou mogelijk ook de verstandigste, gezondste en moedigste stap zijn. Ik koos voor het alternatief: meegaan met de stroom, het toelaten zoals het kwam en wachten, alvorens weer iets te ondernemen, op de eerstvolgende opwaartse beweging.