Acteur

Melanie en ik hadden elkaar welterusten gezegd. Ik kon de slaap niet direct vatten, want lag te denken aan een interview dat ik binnenkort zou geven. Ik had daar al vaker aan gedacht: hoe zorgde ik ervoor evenwichtig over te komen, hoe voorkwam ik het uiten van nietszeggende banaliteiten, wat wilde ik erin kwijt en wat niet, wat was mijn verhaal? Alvast met die dingen bezig zijn was vergeefs. Toch zou ik, bedacht ik terwijl ik op ons voortreffelijke matras lag, graag een voorbeeld nemen aan die acteur, die in een documentaire vertelde over leven en werk. Verdraaid, hoe heette hij ook weer? Ik kon niet op zijn naam komen, terwijl ik hem best bewonder, en aardig wat van hem heb gezien. Het hielp misschien om in gedachten films op te roepen, dan kwam ik er vast op. Als je dit leest en je bent een beetje onderlegd in Hollywoodmaterie, dan weet je het meteen. Voor mij wilde de naam niet materialiseren, het bleef een blur. De man speelde hoofdrollen in The Mask, Liar Liar, Dumb and Dumber, Dumb and Dumber 2. Ja… nee. Ik liet die titels en bijbehorende karakters nog eens door mijn hoofd gaan. Nou zeg. Er was ook nog die huppeldepup of the Spotless Mind. Die moest toch iets in beweging zetten? Niks.

Ik overwoog de kwestie voor te leggen aan Melanie, met het risico haar uit haar eerste slaap te halen. Daarom maar niet gedaan, plus dat het onbevredigend zou zijn geweest. Ik moest er zelf op komen.

Hier, nog een film, natuurlijk: The Truman Show. Die zou het doen, kom op… nee, nog niet. Ik zag hem voor me, met zijn gezicht van elastiek. Ik nam me stellig voor alle tijd te nemen om op zijn naam te komen, al kostte het me een nacht. En ik zou niet uit bed gaan om op mijn telefoon te kijken.

In de documentaire vertelde hij vooral over één bepaalde film, een biopic over een komiek wiens naam me ook niet te binnen wilde schieten. Mijn held voerde het spelen van de rol zover door dat hij ook rond de set en zelfs daarbuiten acteerde als die komiek. Dit haalde ik allemaal met gemak uit mijn geheugen. De komiek had een alter ego dat ook door de acteur werd gespeeld. Zo vermomd struinde hij feesten af, bijvoorbeeld van Playboy-oprichter… tja. Men liet hem binnen, ervan uitgaand dat het de beroemde acteur betrof. Maar het was een grapje van hem en zijn compagnon, dat wist ik nog precies, die ook het alter ego van de komiek kon uitbeelden. De acteur, wiens naam ik nog steeds zocht, zat intussen thuis in bad. Bam! Ineens had ik een naam: Tony Clifton, het alter ego van de komiek. Bam! Nog een naam, de komiek: Andy Kaufman. Nog één: Bob Zmuda, de compagnon. Playboy-man: Hugh Hefner. Komt-ie. Ja… juist, hebbes! Een bevrijding. Gelukzaligheid.

Ik besloot niet meer over de spelling van zijn achternaam na te denken en viel kort daarop tevreden in slaap.

(foto door Eli Kalaani via the Creative Commons on Flickr)