Ineens was er ruimte om de dingen, meer dan anders, te ervaren zoals ze waren. Ik liep daar als een kind. Zag de wind in de boomkruinen, de wolken voorbijdrijven, de zon in het riet. Er vloog een stel eenden op uit de vijver. Ik genoot van dit onverwachte, maar vatte het ook direct op als een signaal. De herinnering aan, of beter gezegd het gevoel van een wandeling vanuit een psychiatrische kliniek, willekeurig welke, piepte mijn bewustzijn binnen.
Drie weken terug was ik in overleg met de huisarts gaan morrelen aan mijn goddelijke mix van medicijnen. Gezien de bloedspiegel leek de lithium een halve tablet minder te kunnen. Dan zou het trillen van mijn handen, naast veel dorst en vaak moeten plassen de voornaamste bijwerking, mogelijk afnemen.
Terugkijkend liep ik al weken rond met tristesse, om niets. In de eerste week na het minderen zakte mijn stemming verder af: neerslachtige buien. Ik kon, afgaand op reacties hier en daar, niet anders dan mijn verdriet aan de buitenkant dragen. In week twee gaven mensen regelrechte waarschuwingen. Die speelden mee in de overweging om het voor deze week geplande bezoek aan Schiermonnikoog al dan niet door te laten gaan.
Het lijkt een goed besluit te zijn geweest om niet te gaan. Mogelijk zou het tot de mooiste plek van Nederland verkozen eiland teveel van het goede zijn geweest. Aan de andere kant kan schoonheid me blijkbaar overal overvallen. Ik hou het even bij wandelingetjes in het park. Mooi genoeg voor nu.