Ik heb een paar keer wat je zou kunnen noemen een verlichtingservaring gehad, soms tijdens een psychose, anders ‘gewoon’ tijdens een wandeling of op het meditatiekussen. Ze droegen bij aan de vorming van het besef van dé werkelijkheid, anders dan hoe je de dingen doorgaans beleeft. Na zo’n glimp ben ik niet ineens een ander. Het gevoel ebt weg. Het leven neemt grotendeels zijn bekende loop, met al zijn weerbarstigheid en weerspannigheid. Er is meer nodig voor blijvende verwerkelijking.
Het ziet ernaar uit dat ik hoe dan ook niet los zal komen van mijn eigenaardigheden, mijn nukken, mijn gebreken, beperkingen en onvolkomenheden, mijn oordelen, vreugde en verdriet en van mijn disbalans nu en dan; ik loop er soms bij als een gepopte maïskorrel (Buwalda, bedankt voor dit beeld), met mijn binnenkant buiten. Hoe ik ook mediteer en uitermate ontspannen op het kussen zit en allerlei voorstadia van verlichting lijk te bereiken, ik blijf wie ik ben.
Dat komt overeen met wat Hein Thijssen op zijn tachtigste schreef in zijn boek Leeg en bevrijd. Ik ben net in het tweede gedeelte begonnen, waarin hij vertelt over een proces van bevrijding, dat voor hem decennia duurde.
Er roert zich iets vanbinnen, stel ik me zo voor, iets dat aan de buitenkant niet zichtbaar is, iets mysterieus, alleen bereikbaar voor mij en meestal dat niet eens. Er is kennelijk veel tijd mee gemoeid. Of kan vlak voor je dood in enkele tellen gebeuren. Het zou echter jammer zijn tot dat moment te wachten.