Walhalla

‘Zo, daar zitten we weer,’ verzucht een vrouw tegen een paar bekenden, nadat ze zich op haar kleedje heeft geïnstalleerd. Zonder het zelf te weten luidt ze daarmee het seizoen in.

Op de eerste dag dat de kleren onbekommerd uit kunnen, verandert de mooiste plek op aarde in een walhalla voor naakte zonaanbidders. Op anderhalve handdoek afstand ligt iemand, aan weerszijden en ook voor en achter mij. Ik heb me erop verkeken hoe druk het zou zijn. Anders was ik ’s ochtends al gaan zwemmen.

Het is jammer dat veel mensen de aantrekkingskracht van dit veld kennen, die ze door hun aanwezigheid grotendeels tenietdoen. De zon en de warmte zijn zeker welkom. Het valt me alleen weer tegen dat ik bij deze omstandigheden niet langer een van de weinigen ben die graag aan het water vertoeft.

Ik mijmer erover dat ik al jaren vergeefs probeer me te verzoenen met dit gebrek, me ertoe te verhouden op een manier dat het ook voor mij aangenaam is. Het blijft een treurige zaak dat ik, buiten de paar mensen om die me na aan het hart liggen, niet alleen op deze wereld ben.

Dan stapt een man die ik niet eerder heb gezien het water uit en kijkt om zich heen. Uit zijn woorden maak ik op dat hij hier voor het eerst is. ‘Er zijn hier alleen maar blije mensen,’ zegt hij. Ik kijk rond en zie dat hij gelijk heeft. Het maakt mij ook blij. Heel even. Voor deze ene keer.