Walhalla

‘Zo, daar zitten we weer,’ verzucht een vrouw tegen een paar bekenden, nadat ze zich op haar kleedje heeft geïnstalleerd. Zonder het zelf te weten luidt ze daarmee het seizoen in.

Op de eerste dag dat de kleren onbekommerd uit kunnen, verandert de mooiste plek op aarde in een walhalla voor naakte zonaanbidders. Op anderhalve handdoek afstand ligt iemand, aan weerszijden en ook voor en achter mij. Ik heb me erop verkeken hoe druk het zou zijn. Anders was ik ’s ochtends al gaan zwemmen.

Het is jammer dat veel mensen de aantrekkingskracht van dit veld kennen, die ze door hun aanwezigheid grotendeels tenietdoen. De zon en de warmte zijn zeker welkom. Het valt me alleen weer tegen dat ik bij deze omstandigheden niet langer een van de weinigen ben die graag aan het water vertoeft.

Ik mijmer erover dat ik al jaren vergeefs probeer me te verzoenen met dit gebrek, me ertoe te verhouden op een manier dat het ook voor mij aangenaam is. Het blijft een treurige zaak dat ik, buiten de paar mensen om die me na aan het hart liggen, niet alleen op deze wereld ben.

Dan stapt een man die ik niet eerder heb gezien het water uit en kijkt om zich heen. Uit zijn woorden maak ik op dat hij hier voor het eerst is. ‘Er zijn hier alleen maar blije mensen,’ zegt hij. Ik kijk rond en zie dat hij gelijk heeft. Het maakt mij ook blij. Heel even. Voor deze ene keer.

Zomer

Ik zweet me de blubber. De temperatuur in huis loopt van dag tot dag verder op. De warmte is inmiddels tot in alle vezels van het houten staketsel doorgedrongen. Het helpt niet dat de muren aan de buitenkant bekleed zijn met antracieten leitjes en dat we grote oppervlakten raam hebben waar het zonlicht door naar binnen kan. Afschermen lenigt enige nood.

Grote troost is het opblaasbadje in de achtertuin. Een kwartier in de dertig centimeter water garandeert twee uur afweer tegen de hitte. Niet dat ik er elke twee uur in zit, hoewel ik me ook wel afvraag waarom niet. Verder heb ik toch niet veel te doen, of beter gezegd kies ik ervoor niet veel te doen. Een klein klusje kan net genoeg zijn om wat bevrediging te schenken. Bijvoorbeeld de tuinslang uitrollen, het badje iets bijvullen (met wat schuldgevoel) en de tuinslang opruimen, net genoeg.

Of het straatje achter vegen. ’s Ochtends vroeg heeft een man, waarschijnlijk in opdracht van de gemeente, onkruid langs de schuur gemaaid. Het opruimen heeft hij zonder mededeling aan de bewoners gelaten. Geen probleem. Het maaisel en wat blad dat er al lag zijn gortdroog en laten zich zonder tegensputteren door de bezem verplaatsen. Het spul is zo licht dat het met een zucht in de afvalbak belandt.

Na een paar uitlopers van de blauweregen te hebben geknipt, is het weer tijd voor verkoeling. Melanie is klaar achter haar laptop en komt erbij zitten. Het waterpeil stijgt nog een paar centimeter. Goed zo.