Mijn tweede prik was binnen en ik mocht een kwartier bijkomen van de invasieve actie. Het was zondagochtend rond negen uur. Een mooi moment voor bezinning, leek me, of om gewoon even te zitten tot de tijd voorbij was. Zo dacht niet iedereen in de hal erover.
Tegenover mij zaten tien mensen, waarvan allen iets met hun telefoon deden, onafgebroken naar het schermpje tuurden. Dat duurde net zo lang als ik het zat te observeren. Als voor iemand de tijd om was, kwam er al gauw een ander voor in de plaats. Schijnbaar zonder tussenkomst van overweging of enige andere gedachte pakten de nieuwelingen een toestel uit jaszak of handtas.
De mensen naast mij waren door schotten aan het zicht onttrokken. Ik kon bedenken waar die zich ledig mee hielden. Het bleef gissen wat er allemaal geraadpleegd en zo nodig gelezen en gereageerd moest worden op dit tijdstip, op dit vrije moment.
Zelf ben ik geen heilige als het om telefoongebruik gaat. Er is veel te wensen over. Het gebeurt al te vaak dat ik me afvraag waar het nou goed voor is dat ik weer de thuisknop indruk. Na een tijdje zonder is het nodig.
Nu besloot ik de zucht te negeren. Mede aangezet door het gedrag van de anderen bleef ik ostentatief voor me uit zitten kijken. Een man van in de dertig tegenover me wrikte zijn blik los van wat hem net zo had geboeid en keek op.
Het zal een bevreemdende aanblik voor hem zijn geweest.