Lezen

Het lukt me niet meer om boeken uit te lezen. Anderhalf jaar geleden boeide en vermaakte een dikke pil me zo dat ik er met een sneltreinvaart, voor mijn doen dan, doorheen ging tot het eind. Dat was de laatste. Van dezelfde schrijver ligt een andere roman op mijn bijzettafeltje, met de boekenlegger op nog geen kwart.

Bij non-fictie, op papier en elektronisch, overkomt het me ook. Soms ligt armoedig taalgebruik, waar ik niet doorheen kan bijten, eraan ten grondslag. Of het duurt te lang voordat een op de achterflap van een levensverhaal beloofde bevrijding begint te gloren. Of het begin is zo goed, dat de tweede helft weinig extra te bieden kan hebben.

Maar net zo goed dus bij romans, zoals bij eerdergenoemde auteur. Of bij een topschrijver wiens boek als meesterwerk wordt beschouwd. Ik heb het geprobeerd, ook omdat eerder werk van hem me goed was bevallen, maar nee. En er is een boek, erg goed, dat me zo dicht op de huid zit, zoals geen ander ooit, dat ik het weg moest leggen.

Het is een greep, zoals bijvoorbeeld ook drie werken van auteurs die ik bewonder. Daar ligt het niet aan. Ik ga zomaar denken dat het aan mij ligt dat ik de eindstreep niet haal. Ik heb geen zin om lang over oorzaak en uitweg na te denken.

Er is een sprankje hoop. Er is een uitzondering. Er is een boek dat ik kortgeleden uitlas. Maar daar heb ik dan weer het begin van overgeslagen.