Overname

Ik hou van Cindy. Ze zou best al begin veertig kunnen zijn, maar blijft iets hebben van een verlegen meisje. Ze laat weinig los. Sinds ik brood haal bij de bakker in het kleine winkelcentrum, en dat is al meer dan vijftien jaar, werkte ze daar achter de toonbank.

De winkel is een tijdje van een andere eigenaar geweest, niet meer van de bakker zelf van een paar dorpen verderop. Er liepen toen meisjes rond die bijvoorbeeld drie keer vroegen wat ik bliefde en daarna twee keer of dat echt ongesneden moest zijn. Ze begonnen ook een volgende klant te helpen voordat ze me gedag hadden gezegd, als het daar al van kwam.

Toen Cindy onverwacht terug was, verborg ik mijn blijdschap niet. Zij straalde ook. Doordeweeks bestiert ze de zaak nu in haar eentje. Tegen haar hoef ik maar één keer te zeggen wat ik aan brood en dergelijke wens. Van dat ongesneden weet ze intussen wel. Ik kan haar ook bellen voor een bestelling, die ze de volgende dag met liefde klaarlegt. Na het afrekenen bedankt ze me, ik bedank haar en we wensen elkaar een fijne dag.

Vorige week kreeg ze van een installateur instructies over een nieuwe betaalautomaat. Die zou daar vast van hogerhand zijn geplaatst, dacht ik. Bij toeval zag ik later een afschrijving. Die was gedaan onder de naam Cindy’s Brood. Ze heeft het winkeltje blijkbaar overgenomen. Meteen hield ik nog meer van haar. En ik begreep die extra toewijding van de laatste weken.